Mensen die depressief zijn of zijn geweest herkennen vast wel die rare, nare en hopeloze gedachte : "Zonder mij zijn ze beter af." Of "Voor mij hoeft het niet meer." Die gedachte gaf nog hoop. Hoop op eeuwige rust. Verder dan die gedachten kwam ik niet. Gelukkig maar. Men zei toen dat ik suïcidale gedachten had. Het mooie is echter, dat ik daar nu heel vreemd tegenaan kijk : Ik suïcidaal? Maar blijkbaar was het dus zo. Blijkbaar was het dal waarin ik me toen bevond zo diep, dat ik geen andere uitweg zag om daar uit te komen. En toch is het mij gelukt!
Ik herinner me nog dat ik veel bewuster moest gaan leven en langer moest genieten van de leuke dingen. Dat fijne gevoel proberen lang vast te houden, was de boodschap. Die leuke dingen zag ik toen helemaal niet. Die moest ik weer leren zien en voelen.
Achteromkijken, de spaarzame leuke momenten naar voren halen en concluderen dat het toch wel leuk was. Inzien dat het de moeite waard was, over die drempels te strompelen. Een heel gedoe.
Ik moest ook mezelf onder mijn kont schoppen en laten schoppen. Gelukkig was er ook nog een hond, die een hulphond werd : Zorro. Want louter op eigen kracht zou ik het niet voor elkaar hebben gekregen.
Beetje bij beetje begon ik het leven weer leuk gaan vinden. Van minuut tot minuut, naar uur tot uur en dag tot dag. Stapje voor stapje. Zonder medicatie, maar wat een gevecht! Op tijd uit bed, dingen doen (in de buitenlucht met de handen bezig zijn), elk dagdeel evalueren en op tijd rusten. Ik weet nog goed hoe fysieke ongemakken, zoals een griepje of verkoudheid, mij psychisch ver deden terugwerpen. Lichaam en geest, die één zijn was ook een nieuwe ervaring.
Er is een aantal locaties hier in Flevoland, waar een monumentje staat. Een herinnering aan iemand die niet zover kwam als ik. Maar ik weet sindsdien wel welk gevoel hem of haar ertoe gedreven heeft : Rust. Eeuwige rust.