Terugkijkend en denkend, ben ik altijd al kritisch geweest. Meestal na wat denkwerk, hoor. Mijn eerste aanvaring betrof een opmerking van mij als kleuter. Tijdens het opruimen van de kast in de woonkamer, legde mijn mamma ook een paar dingen op de weg-er-mee hoop, die ik op kleuterschool met veel geduld gemaakt had. Zoals een gevlochten mandje, wat muizentrapjes en een tekening. Ik
vroeg of die spullen niet bewaard mochten blijven, maar mamma was onverbiddelijk. Ik waagde toen teleurgesteld te zeggen : "Wat de kinderen maken, gooien de ouders weg." Dat is nogal wat voor een jochie van hooguit 5 jaar. Toen al opstandig? Na die opmerking ging het licht uit. Ondanks die houding heb ik thuis weinig aanvaringen gekend met mijn ouders. Ook niet in mijn puberperiode. Ik was een stille puber. Een puber waar geen testosteron, maar allerlei vragen doorheen gierden.
Ik had zonder meer respect voor mijn ouders vanwege hun verleden (inclusief een valse start die Tweede Wereldoorlog heette), de moeite die het hen toen kostte om rond te komen en waar ze ons tot dan gebracht hadden. Vanuit die gedachten accepteerde en begreep ik hen in hun doen en laten.
Maar misschien was het accepteren ook wel voor een deel gebaseerd op moeten luisteren. Het onderworpen moeten zijn aan het ouderlijk gezag. Er was geen ruimte voor een 'waarom?' of 'ja maar', laat staan voor een discussie.
Soms kon ik mijn mond niet houden en maakte dan een quasi slimme opmerking. Maar die werd subiet beantwoord op een manier, die mij voorlopig de mond deed snoeren. Mijn een jaar oudere broer deed dat tegengas geven slimmer. Die verpakte ze in grappen en grollen, waar ik pas buiten het zicht en gehoor van mijn ouders om durfde te lachen.
In mijn jeugd merkte ik al een ongelijke behandeling van de kinderen. Ik had er erg veel moeite mee. Het gaf mij soms een gevoel van afwijzing. Het feit dat dergelijke situaties van ongelijke behandeling ook in andere gezinnen voorkwam, deed daar voor mij niets aan af. Mijn broers hadden daar ook last van. In onze puberteit is dat gevoel geëscaleerd. In stilte. In ons hoofd. We hadden zo onze bedenkingen, die alleen mijn broers soms durfden uit te spreken. Al dan niet verpakt in een grap.
Naar mate de jaren verstreken merkte ik, dat die ongelijke behandeling mij diep raakte. Misschien omdat die ook oversloeg naar de kleinkinderen. Dat onrecht deed zeer. Iets waar ik nog steeds gevoelig voor ben : onrecht. Naarmate de jaren verstreken probeerde ik me bij de situatie neer te leggen. Zo goed en kwaad als dat ging. Ik bleef wel kritisch met telkens weer die vragen.