Bij voetbalwedstrijden kijk ik nadrukkelijk naar het keeperswerk. Dat blijft mij nog steeds boeien. Mijn eerste herinneringen gaan op dat gebied terug naar de Zwarte Panter, Frans de Munck. De man met dat elastiekje in zijn zwarte haren en die mooie trui met grote V. Frans had een mooie stijl van keepen. Na hem kwam een tijd lang helemaal niets. Sorry, maar zo heb ik het ervaren. Keeper Da Costa Pereira van het Benfica in de jaren 70 vond ik toen erg goed. Net als Jan van Beveren van Sparta. Ik had weinig op met het Russisch fenomeen Yashin, ondanks dat hij een doelman van wereldformaat was. Wel met Peter Schmeichel, de Deense keeper van o.a. Man. United.
In België had men in de jaren 80 - 90 ook een keeper van wereldformaat : Michel Preud'homme. Vele malen beter dan Jean Marie Pfaff.
Alle keepers die ik bewonder(de) hebben iets in zich van atletische souplesse gekoppeld aan gratie. Niet dat houterige zoals veel anderen. Dat vind ik erg onaantrekkelijk om te zien. Op dit moment zie ik graag Heurelho da Silva Gomes en de zoon van Peter Schmeichel keepen.
Al een tijdje zie ik een wat vreemd acterende keeper. Het is een jongeman die het doel van FC Twenthe verdedigt. Dat gaat hem erg moeilijk af vanwege zijn stijl, die flink houterig is. Alsof hij bij gebrek aan een echte keeper, in het doel mag staan. Zoals dat vroeger in mijn jeugd ging : wie niet kon voetballen ging op doel staan. Zijn reacties vind ik vaak bizar. Alsof ie voor het eerst in het doel staat. Gisteren, tegen Vitesse, werd mijn indruk weer bevestigd : hij is geen echte keeper. Maar misschien komt dat nog. Hij is nog erg jong.