donderdag 3 december 2015

Wie schrijft

die blijft. Maar daar ging het mij niet om. Ja, ik heb veel geschreven. Dat geschrijf begon al voor mijn loopbaan. Tijdens mijn loopbaan merkte ik al heel snel, dat iets vastleggen op papier een noodzakelijk kwaad was. Veel leidinggevenden waren onbetrouwbaar. Ze wezen graag met het vingertje naar hun medewerkers, om zelf gevrijwaard te blijven van eventuele gevolgen van hun eigen fouten. Mijn geschrijf had ook veel te maken met het afleggen van verantwoording tijdens of na het uitvoeren van opdrachten. Ik hield dagboeken bij. Projectdagboeken. Elke dag in telegramstijl, onder vermelding van datum, tijd en de initialen van betrokkenen, een berichtje schrijven. Dat korte berichtje riep in mijn toen nog haast fotografisch geheugen de bijbehorende verhalen op. Elk blad bestond uit een A4 met een tabel met kolommen voor de datum en tijd, het onderwerp en een brede kolom voor de opmerkingen / aantekeningen. Ik
ben begonnen met een schriftje. Later bevond het document zich in mijn eigen laptopje. Ik gebruikte vaak een floppy disk om ook op de desktop op werk te kunnen werken. Thuis had ik een apart bakje waarin de per project / opdracht volgeschreven schijfjes waren opgeslagen.
Ik heb die dagboeken geregeld moeten gebruiken om mezelf te verdedigen en/of vrij te pleiten. Eigenlijk nauwelijks voor andere zaken. Ik heb opdrachtgevers gekend, die de pest hadden aan mijn dagboekjes. Als ik onder vuur kwam te liggen (projectleiders zijn vaak piespaaltjes), maakte ik een afdruk van de relevante pagina's. Die nam ik dan mee naar het gesprek. Daar kon ik dan haast op het halfuur nauwkeurig voorlezen, hoe een en ander gegaan is. Tja, da's flink balen voor de tegenpartij. Op een gegeven moment begon ik ook wat aantekeningen te maken over gedragingen van mensen. Ook van mezelf.
Begin jaren 90 schreef ik een bundel van ruim 120 A4 tjes vol met belevenissen uit mijn loopbaan. Ik zat toen in een outplacement situatie en had veel tijd over. De titel was : Een duif op een lantaarnpaal. Die titel werd mij ingegeven, toen ik tijdens het uitwerken van de dagboekjes in een hoog kantoorgebouw aan het Hofplein in Rotterdam naar buiten keek. Daar zat een vogel op het kozijn vanuit de hoogte te kijken naar de mensen op straat onder hem. Ik overwoog nog de titel Duif van de richel te gebruiken. Maar dat vond ik een te negatieve lading hebben, want er waren veel meer leuke dan minder leuke herinneringen.