Vanmiddag was ik weer op bezoek bij de mondhygiëniste. Zoals gewoonlijk geen wachttijden, maar stipt op tijd werd ik door haar met een vriendelijke lach en dito groet uit de wachtkamer gehaald.
Terwijl ik met geopende mond en gesloten ogen daar stil onder haar kunstmatige zon lag, begon zij aan mijn tanden te krabben. De vreemde geluiden in mijn hoofd maakten zowaar een binnenpretje bij mij los : "Straks lepelt ze op de juiste volgorde op, wat ik afgelopen week gegeten heb." Hahaha, lachte ik inwendig als een boer met kiespijn op een zonnige dag. Ach ja, ik heb wel vaker last van dat soort ingevingen op pijnlijke momenten.
Maar haar commentaar bleef uit. Zo erg was het dus niet. Af en toe vroeg ze mij of het nog ging. Telkens weer loog ik flink : "Ja hoor, het gaat prima!" In gedachten verving ik het slot van de motorfiets. Het nieuwe werd vanmiddag bezorgd. Na die klus, mocht ik van haar even mijn mond spoelen. In het piepkleine wasbakje kleurde het water rood. Rood met kleine donkerrode stukjes. Ik zag dat ze haar handen ontspanden en wat vingeroefeningen deed. Toen ik het blauwe bekertje teruggeplaatst had en er weer voor ging liggen, dacht ik na over onze eerste trip met de camper, die we nog niet hebben. Terwijl zij aan mijn bovengebit begon, lag ik toevallig al onder de camper te kijken. Benieuwd naar wat ik daar zou aantreffen. Ik schrok me een hoedje en kwam wat overeind. "Sorry", zei ze. Ze had in mijn tandvlees geprikt. "Het bloed behoorlijk", zei ze op een verontschuldigende toon. Ik lust ook bloedworst, dus... Ze besloot uit voorzorg een ontsmettingsmiddel op de lekgeprikte plek te spuiten. Het smaakte niet echt naar meer, dus hield ik mijn lippen op elkaar en deed mijn mond weer open.
Niet veel later was ik in haar stoel met een dakraam bezig. Het zagend geluid overstemde haar krabben aan mijn gebit. Dat ventster moet op zolder geplaatst worden. Na plaatsing, maar voor de afwerking, wil de woningbouwvereniging de boel controleren. Als dat per se moet, dan moet het maar. "U bent bijna klaar", zei ze. Ze begon mijn tanden te polijsten met een soort poetsboor, die ze geregeld in een potje dompelde. Het wordt een klein formaat raam met dubbelglas. Zo kunnen we vooral zomers de warmte afvoeren en zal het licht in het trapgat zijn.
Zij deed het licht uit en zei dat ik klaar was. Ze zette mij weer rechtop, deed haar mondkapje af en trok de handschoenen uit. Ik mocht nog een keer mijn geteisterde mond spoelen. Het wasbakje bleef rood zien, met donkerrode stukjes. Helaas hebben we elkaar niet echt kunnen spreken. Ze is een Turkse en doet haar werk heel secuur. Daar houd ik wel van. Ze heeft het erg druk. Het lukte niet binnen drie maanden een nieuwe afspraak te maken. "Mijn agenda is tot september helemaal vol", verzuchtte ze. "Dus de zaken gaan goed", reageerde ik. Ze keek mij aan en zei : "Gelukkig wel. Zo moet ik het ook zien hè, meneer?" We zien elkaar weer na de zomervakantie in september en op mijn verjaardag in december. Ik zeg niet dat ik ernaar uitkijk en toch....