donderdag 2 maart 2017

Lieve Premier

Toen ik die aanhef voor het eerst hoorde, liepen de rillingen over mijn lijf. Maar ach, ik ben nog van de generatie Lieve Mona. Ik vind dat woord Lieve niet zo passen bij een man, een kerel van stavast, een leider. Bij dat soort mannelijke figuren beperk ik me tot de voornaam. Hooguit met Hé ervoor. Dat komt veel stoerder en mannelijker over dan het Lieve. De afgelopen decennia zijn we in alles en nog wat gaan degenereren. De ach-wat-zielig generaties na de jaren 80 kunnen bijna nergens meer tegen.
Zelf heb ik ooit leren traplopen. Mijn lieve en zorgzame moeder vond het niet nodig een traphekje of iets dergelijks te plaatsen. Ondervinding was toen nog de beste leermeester. Gewoon op je kokosnoot vallen. Builen, blauwe plekken en een gat in de kop. Hatsikidee, weer wat geleerd! Het hoorde bij het leven. Met vallen en opstaan groter worden, volwassen worden. Met je kop tegen de voorruit, omdat veiligheidsgordels niet verplicht waren en airbags ontbraken. Zonder helm op een bromfiets. Op de fiets extra uitkijken, anders werd je voor je sokken gereden. Eigen schuld! Dus lette ik beter op in het verkeer. Veel beter dan de jongere generaties.
Ik had mensjes als vrienden, geen telefoon met plaatjes. Buiten was mijn speelterrein, waar ik me met zelf gemaakt speelgoed vermaakte. Als je ouders naar school moesten komen of wanneer andere volwassenen zich over je beklaagden, kreeg je nog eens op je donder. School was school. Geen drinken, geen snacks en geen jij en jou tegen de leraren en er werd met twee woorden gesproken. In de klas was het stil.
Iedereen werkte. Wie niet wilde werken kreeg geen geld. Op straat hingen geen jongeren rond.
Schilderen met loodhoudende verf, carboleum enz.  Vieze uitlaatgassen snuiven, want filters en/of 'schone' brandstoffen waren er niet. Goed voor de longen! Nee had je en Ja kon je soms krijgen. Er werd mij niets gevraagd, maar opgedragen. Weinig uitdelen, veel incasseren. Leren omgaan met verliezen, nee krijgen, geen geld hebben, want voor geld moest men werken. En aan janken deden we niet. O, toch wel? Nou, dan kreeg je iets om echt te janken! Haha! Biologisch? Het was allemaal al biologisch. En tegen dat beetje kunstmatige spul en al die andere rommel maakte het lichaam wel weer wat vechtertjes aan.
Antigriepprik? Levertraan, zal je bedoelen! Als oom agent zei dat je bij hem moest komen, dan deed je dat. Ik kan zo nog wel even doorgaan hoor.
Wie zoals ik opgevoed is, kijkt heel raar op van een aanhef als Lieve Premier voor een ..... man? Zoiets hoort men tegenwoordig op bepaalde parkeerplaatsen en in struiken  fluisteren. In wat voor een mietjeswereld ben ik terecht gekomen?