Als ze bij ons op bezoek kwam en ik haar begroette, rook ik de Chinese keuken in haar haar. Mooi grijs-zwart haar, dat in een knotje op haar achterhoofd was gebonden. Oma was best wel een knappe vrouw om te zien. Ze droeg mooie sieraden, gemaakt van Indisch goud. Ze vond mij een piekeraar en soms pienter boesoek (dom).
Hoe zou ze het gevonden hebben met een bazige ex KNIL-militair te moeten leven? Wie waren haar vriendinnen? Aan wie had ze steun? Welke waren haar leukste herinneringen?
Allemaal vragen die ik graag aan haar zou willen stellen. Als ik nu terugkijk op het leven van mijn oma, dan weet ik dat ze gestrest was. Misschien ook boos en getraumatiseerd door al die ervaringen.
Natuurlijk heb ik haar soms vragen gesteld. Maar ze ontweek de antwoorden met wedervragen. Ik heb haar eens gevraagd hoe ze aan die mooie naam, Van Suchtelen van de Haare, gekomen is. Ze antwoordde alle keren : "Waarom wil je dat weten?" Ik antwoordde alle keren met "Zomaar, oma". Stilletjes hoopte ik op een soort sprookje. Oma kon zo mooi sprookjes vertellen als we bij haar waren.
Ik herinner me ook nog dat ik een keer binnenkwam en zij met de stofzuiger bezig was. Omdat het de eerste keer was, dat ik haar met dat apparaat bezig zag, vroeg ik haar of er soms bezoek kwam. Een kinderlijke conclusie. Ze zei lachend : "Ja, de koningin komt!" Pas na een dag in spanning gewacht te hebben concludeerde ik, dat het een grapje van oma was.
Later begreep ik iets meer van de relatie tussen mijn oma en opa. Het was mijn broer die mij erop wees, dat mijn opa in zijn doen en laten een echte koloniaal was. Dat hij daarom zo omging met oma. Mijn broer had zich er blijkbaar toen ook al wat in verdiept. Vragen aan oma. Misschien komt het er ooit eens van. Tot dan zeg ik net als vroeger : "Dag oma! Tot een volgende keer."