woensdag 8 maart 2017

Dag oma

Soms zou ik haar nog eens graag terug willen zien. Vooral om haar wat vragen te stellen. Over haar vroege jeugd op Ambon, over de reis (via Sumatra?) met haar moeder naar Java. Vragen over wat dat met haar gedaan heeft. Natuurlijk zou ik haar ook vragen naar de toedracht rond haar huwelijk met mijn opa, die decennia later (oma was inmiddels zo'n 35 jaar eerder overleden) niet mijn biologische opa bleek te zijn. En hoe ze haar leven met hem heeft ervaren. Misschien zal mijn medelijden met haar dan wat omslaan. Hoe is ze de oorlog eigenlijk doorgekomen? Over die nare periode heb ik als klein potje met grote oren noch van opa noch van oma ooit iets (stiekem) vernomen.
Ik zag mijn oma geregeld. Zowel bij ons als bij haar thuis. Voor mij was ze een echte Indische oma. Haar huis rook ook Indisch. Wadjans in de keuken op haar groene driepits gasstel, gevoed via een gasmeter die te vaak om muntgeld vroeg. Volgens mamma kookte oma Sumatraans of wel behoorlijk pedis (heet / gepeperd). Ik weet niet of ze ook echt op Sumatra heeft gewoond. Als ik in het weekend naar mijn oma ging (vaak met mijn broers), lag ze nog in bed. Lekker uitslapen na weer een vermoeiende week. Want werken deed oma. Vaak en veel. Opa genoot weliswaar van een pensioen, maar ook van de jenever. Van dat laatste ook te vaak en te veel. Oma huilde er soms om. Dus moest oma ook voor geld zorgen. Dat deed ze door in het Chinees restaurant van meneer Fu te werken in Leiden.
Als ze bij ons op bezoek kwam en ik haar begroette, rook ik de Chinese keuken in haar haar. Mooi grijs-zwart haar, dat in een knotje op haar achterhoofd was gebonden. Oma was best wel een knappe vrouw om te zien. Ze droeg mooie sieraden, gemaakt van Indisch goud. Ze vond mij een piekeraar en soms pienter boesoek (dom).
Hoe zou ze het gevonden hebben met een bazige ex KNIL-militair te moeten leven? Wie waren haar vriendinnen? Aan wie had ze steun? Welke waren haar leukste herinneringen?
Allemaal vragen die ik graag aan haar zou willen stellen. Als ik nu terugkijk op het leven van mijn oma, dan weet ik dat ze gestrest was. Misschien ook boos en getraumatiseerd door al die ervaringen.
Natuurlijk heb ik haar soms vragen gesteld. Maar ze ontweek de antwoorden met wedervragen. Ik heb haar eens gevraagd hoe ze aan die mooie naam, Van Suchtelen van de Haare, gekomen is. Ze antwoordde alle keren : "Waarom wil je dat weten?" Ik antwoordde alle keren met "Zomaar, oma". Stilletjes hoopte ik op een soort sprookje. Oma kon zo mooi sprookjes vertellen als we bij haar waren.
Ik herinner me ook nog dat ik een keer binnenkwam en zij met de stofzuiger bezig was. Omdat het de eerste keer was, dat ik haar met dat apparaat bezig zag, vroeg ik haar of er soms bezoek kwam. Een kinderlijke conclusie. Ze zei lachend : "Ja, de koningin komt!" Pas na een dag in spanning gewacht te hebben concludeerde ik, dat het een grapje van oma was.
Later begreep ik iets meer van de relatie tussen mijn oma en opa. Het was mijn broer die mij erop wees, dat mijn opa in zijn doen en laten een echte koloniaal was. Dat hij daarom zo omging met oma. Mijn broer had zich er blijkbaar toen ook al wat in verdiept. Vragen aan oma. Misschien komt het er ooit eens van. Tot dan zeg ik net als vroeger : "Dag oma! Tot een volgende keer."