|
met Steenfabriek, zonder Kruyt |
Na de ellende van de Grofsmederij kwam het bedrijf van de Gebrs. Kruyt in opspraak. Het bedrijf vestigde zich eind jaren 60 recht tegenover ons huis aan de Splinterlaan. Het viel ons en andere bewoners op, dat in de bedrijfshal grote eterniet platen werden gezaagd. Het zagen veroorzaakte grote witte stofwolken. Toch droeg het personeel geen maskers, neuskapjes of andere bescherming. Om het zaagstof te lozen werd de grote bedrijfsdeur recht tegenover ons huis wagenwijd opengezet. De zuidwesten wind blies het witte stof richting de woningen tegenover het bedrijf. Het witte goedje was vooral goed zichtbaar op de groene bladeren van de ligusterhaag en het donkere asfalt van de daken van de schuurtjes. Ook op de kozijnen was de stof te vinden.
Met geopende bedrijfsdeur konden wij vanuit onze woonkamer (nr 117) zo de hal inkijken. Het parkeren aan de overkant gaf soms discussies. Kruyt wilde meer ruimte vanwege de vrachtwagens en busjes met aanhangwagens. Dus als mijn Fiat op het eerste openbare parkeervak naast de inrit stond (andere vakken waren bezet door auto's van het personeel), werd er aan de deur geprotesteerd.
Midden jaren 70 werd door een aantal buurtbewoners een actiecomité opgericht met de naam "Voorkomen is beter". Een huisarts behoorde ook tot de leden. Er kwam een buurtonderzoek.
Mijn moeder stond de enquêtrice te woord. Er ontstond wat verwarring, omdat het haar in eerste instantie niet duidelijk was dat het hier om gevaarlijke afvalstoffen van de Gebrs. Kruyt ging. Vragen over gezondheidsproblemen werden zodoende door mijn moeder gerelateerd aan haar eigen gezondheid. Vanwege haar astma had ze namelijk al problemen met de ademhaling.
Het had nogal wat politieke voeten in aarde, voordat de gemeente overging tot maatregelen. Zo moest
|
nog geen Gebrs. Kruyt, wel een trapveldje |
Kruyt een afzuiginstallatie met filter op het dak van het pand plaatsen, om de uitstoot van het asbeststof teniet te doen. Dat gebeurde ook. Alleen was men bij Kruyt vergeten het vereiste filter te monteren, gezien het feit dat er uit de schoorsteen na installatie nog steeds witte rook kwam. In dit geval geen nieuwe Paus, maar een nieuwe manier om asbeststof te lozen. Dus kroop 's avonds een paar mannen van het comité het dak op, om daar wat monsters uit de pijp te nemen. Na onderzoek bleek het gelijk aan de kant van het comité : het bleek om ongefilterd zaagstof te gaan van eternietplaten. In november 1976 werd het bedrijf om die reden gesloten en verbannen naar buiten de woonkern van ons dorp. Vertegenwoordigers van het bedrijf hielden vol dat de stof niet zo gevaarlijk was als werd beweerd en dat de lozing slechts een enkel incident was. Een laboratoriumonderzoek wees echter uit, dat in de platen het zeer gevaarlijke, kankerverwekkende blauwe asbest verwerkt was. Reden voor Kruyt om te reageren met een simpel naoorlogs : "Dat wisten wij niet". De lozing was overigens geen incident; hij was al enkele weken achtereen gaande.
Saillant detail was dat de toenmalige minister van Volksgezondheid het niet nodig achtte de omwonenden medisch te laten onderzoeken. "Want", zo zei minister Vorrink : "de verschijnselen zijn pas over een jaar of 30 waarneembaar...."