In mijn jeugd, midden jaren 50, kwam ik voor het eerst in (West-)Duitsland. Een vriendje op de lagere school had een Duitse vader en ik mocht mee op vakantie naar Duitsland. Die vakantie werd ook benut voor een familiebezoek. Ik herinner me goed de rit in de Skoda Octavia naar het oosten. Achteraf was het het zuidoosten. Onderweg zag ik veel huizen die zwaar beschadigd waren door de oorlog. Ik zag ook veel bunkers en andere militaire bouwwerken. Die aanblik maakte grote indruk op mij. De Duitse familie van mijn vriendje bestond uit heel lieve mensen. De eerste keer dat ik daar kwam zag ik een enorme hondenkop achter de deur van de huiskamer opduiken. Ik schrok me een hoedje! Het was een Duitse dog, een voor dit toen nog zeer klein manneke, enorm groot beest. De vriendelijke en hartelijke sfeer bij die familie heeft mijn ingeprente afkeer van onze oosterburen doen verdwijnen. Ik ben daar later nog een keer geweest en ik heb ze later ook in Leiden ontmoet. Dankzij die vakanties ben ik o.a. op slot Dillenburg geweest en in een druipsteengrottenstelsel gewandeld. Tijdens een van de vakanties kwam ik ook in Biedenkopf terecht.
Tijdens mijn vakantiebaantje in Katwijk aan Zee kwam ik veel Duitsers tegen. Aardige en vervelende gasten van het restaurant. Op school had ik weinig moeite met de Duitse taal. Alleen de literatuur sprak mij helemaal niet aan. Of wel Göthe war klöte. Gedurende mijn militaire diensttijd ben ik ook een paar keer in (West-)Duitsland geweest. In 1974 liep mijn positief gevoel over dat land een deuk op. We verloren de WK finale van W-Duitsland.
Ik heb een paar keer in dat land gewerkt. Dat was minder leuk vanwege de strakke hiërarchie binnen de bedrijven. Of kwam het omdat ik direct na mijn entree eerst om koffie vroeg?
Tijdens de vakanties maakte ik gemakkelijk contact met Duitsers. Om de een of andere reden voel ik me erg op mijn gemak in dat land. Misschien omdat ik ergens nog Duitse Von Sebo genen heb?