Rond de Gereformeerde kerk waar we vanachter ons raam van de woonkamer tegenaan keken, lag een soort grachtje. Dat liep voor een deel parallel aan de Hoofdstraat. De toegang tot de kerk en de naastgelegen pastorie waren bruggetjes. Met hek. Verderop stond een villa, waar een mevrouw woonde die gek was op schoenen. Zomers probeerden we in dat water stekelbaarsjes te vangen. Dat gebeurde met een stuk naaigaren en een omgebogen kopspeld, waar een wormpje opgeprikt was. Dat kleine ding wurmde zich vaak los, want de speld kende geen weerhaakje.
Bij de kerk, vlak bij de muren, zochten we soms leisteen. Dat kwam van het dak van de kerk als het vervangen werd. Het leisteen gebruikten we om te tekenen en te schrijven. Voor ons een stukje nostalgie.
's Winters, als er ijs lag, werd daar geschaatst. Ik herinner me nog dat ik achter een stoel of krukje mijn eerste slagen maakte op houten schaatsjes met krulpunt die met oranje bandjes onder gebonden werden. Ik heb daar ook wel een heuse baanveger en een tafeltje met warme choco gezien. Later gingen we naar een echte ijsbaan. Die bevond zich aan het eind van de BG Cortslaan, op de plek waar later de MULO school werd gebouwd. Weer later verhuisde de ijsbaan richting de nieuwe jachthaven aan de andere kant van de A4.
Als gelovig jochie heb ik een keer zes maal om die kerk gelopen. Het was de bedoeling om er zeven keer omheen te lopen. Ik dacht namelijk dat het gebouw na de zevende ronde zou instorten. Zoals de muren van Jericho dat deden. Ik staakte mijn rondes, omdat ik het eigenlijk zonde vond van het gebouw.