Gelukkig kwam mijn broer zonder bekeuring terug van de proefrit. Daarna nam ik het stuur over. Ik herinner me nog dat ik geen enkele moeite had met de Sparta om te gaan. Omdat Joop zelf al een bromfiets had, ook een Sparta maar dan een groot grijs log ding, liet hij die van Sjakie aan mij over.
Veel plezier had ik er eerst niet van. Opeens begon het blokje sloom te worden. De fut was eruit. Na demontage van de uitlaat en de cilinder, bleken de beide zuigerveren gebroken te zijn. In de cilinderwand waren lichte sporen te zien. De restanten bevonden zich nog keurig om het zuigertje.
Achterop de Sparta van mijn broer reden we naar de Groenesteeg (3, 6 en 8) in Leiden waar de firma Struik gevestigd was. De oude meneer Struik, wat kalend en met een bril met zwart montuur, hielp ons geduldig. We hadden de stukken van de gebroken veer meegenomen als voorbeeld. We kregen twee nieuwe en die werden om de zuiger gelegd. In eerste instantie liep het fietsje als vanouds. Maar al snel was het weer het oude liedje. Volgens mij hebben we bij Struik aardig wat setjes zuigerveren gekocht, totdat meneer Struik vroeg : "Vreten jullie die dingen soms?" Ik zei ad rem : "Niet wij, maar die brommer!" Meneer Struik keek over zijn bril heen mij aan met een blik die Wijsneus! zei. Toen vroeg hij ons te vertellen hoe wij die veren om de zuiger deden. Hij glimlachte fijntjes en toen legde hij ons haar fijn uit, dat we telkens vergaten de zitting in de zuiger eerst schoon te maken. Zijn advies klopte, want de beide zittingen waren voorzien van een zwarte korst. Nadat we die zorgvuldig hadden weggekrabd en voor de zoveelste keer nieuwe veertjes hadden omgelegd, heeft het euvel zich niet meer voorgedaan. Weer wat geleerd!
De uitlaat werd gelijk maar in de fik gestoken, om ook die te ontkolen. Vooraf wat schoon gekrabd met een staaf betonijzer en toen wat benzine erin gegoten.
-wordt vervolgd-