Amsterdam Sloterdijk |
Meneer staat op en trekt zijn leren jack uit. Het colbert dat hij eronder draagt gaat ook uit. Hij draagt een cap, die hij achterstevoren op zijn hoofd heeft. Onder de cap komt krullend grijs haar naar buiten. Onder zijn colbert draagt hij een zomerjack. Dat ritst hij open, zodat een wollen trui zichtbaar wordt. Als hij naar mij kijkt, zeg ik : "Koud hè?" Hij lacht en antwoordt met een typisch, maar mij bekend accent : "Ik kom uit het Caraïbisch gebied. Ik antwoord : "Tja, dat is een groot gebied." Hij gaat met een zucht zitten, naast de stapel kleding. Hij graait in de binnenzak van zijn leren jack en haalt een zakje drop tevoorschijn. Hij biedt mij drop aan, maar ik bedank vriendelijk. Ik heb direct spijt, want mijn zus, naar wie ik op weg ben, is dol op dat zwarte spul. Dan vertelt hij dat hij van Curaçao komt. Hij vindt het hier in Holland niet erg leuk. En voordat we goed en wel op weg zijn naar Almere, gaat het gesprek over discriminatie, slavernij en uitbuiting. Nee, Zwarte Piet kwam niet voorbij. De trein remde af. Aan zijn klaagzang kwam gelukkig abrupt een eind, toen de trein in Almere Oostvaarders stopte.
Zijn plaats wordt ingenomen door een vrouw, die er nogal opvallend uitziet. Ze komt me gespannen, zenuwachtig over. Ze groet me met een knikje en begint direct op haar nagels te bijten. Zo te zien doet ze niet anders. Haar nagels zijn erg kort. Ze is duidelijk geen gebruiker van anti-rimpelcrême. Het opdrogen is in uitdrogen overgegaan. Toch heeft haar doorleefde gezicht iets, waardoor ik geregeld even naar haar kijk. Als de rimpels mij niet bedriegen, moet ze in de 60 zijn. Ze heeft knalrode nagels met zwarte figuurtjes erop. Ze passen niet bij de huid van haar vingers en handen.