Als ik me iets aangetrokken zou hebben van de weerstanden die ik gedurende mijn hele leven heb ondervonden, dan had ik waarschijnlijk nauwelijks gewerkt. Wat anderen zeiden over en tegen mij heb ik na afweging al dan niet ter harte genomen. Om die reden vielen opmerkingen over mijn uiterlijk direct af. Natuurlijk schrok ik soms, maar voor mij geen reden om het bijltje erbij neer te gooien. Dus werd het doorgaan en niet overgaan tot navelstaren. Wat dat aangaat ben ik nooit zozeer op me zelf gericht geweest, dat scheelt.
Ik zag al snel dat ik in veel dingen aanzienlijk beter was dan anderen. Dus er was wat mij betreft altijd hoop. Van bedrijven (= mensen) die mij wel wilden inzetten, wist ik dat ze dat vanwege mijn deskundigheid en persoonlijkheid deden. Ik heb nooit op voorhand iets niet gedaan omwille van mijn uiterlijk. Hoewel....
Als jochie hamerde mijn moeder erop, dat wij niet moesten opvallen in negatieve zin. "Als je met je vriendjes streken uithaalt, herinnert men zich alleen dat donkere koppie", waarschuwde ze geregeld. Ik weet niet of dat de reden is waarom ik op voorhand ook liever niet in overtreding ging. Ik had immers al een min achter mij. Of heb ik die min er zelf achtergezet? Tot op de dag van vandaag leeft dat minteken bij mij. Om die reden vind ik het waarschijnlijk extra onverstandig wanneer een donker iemand bijvoorbeeld een verkeersovertreding begaat. Eigenlijk onzin, want waarom zou een blanke dat wel mogen? Maar ja, dat ene minteken hè. Dat minteken is bij mij vooral aangedikt door de onderhuidse, stiekeme vorm van discriminatie.
Soms werd dat minteken openlijk bevestigd. Discriminatie dus. Ik heb het vaak zonder enig commentaar naast me neergelegd. Ik voelde me nooit geroepen tot enige discussie. Soms zei ik er iets van. Meestal in de vorm van een soort instant karma met wat zelfspot, zonder zelf beledigend te worden. Om daarna weer gewoon door te gaan.