donderdag 13 juni 2019

Bij heldere hemel

Hier op het mooie pleintje circuleert een aantal kranten. Ze worden door de lezers na van de inhoud kennis te hebben genomen, bij een ander in de bus gedaan. Of men steekt de gelezen krant op een bepaald tijdstip uit de eigen brievenbus, zodat ie door de volgende lezer meegenomen kan worden. Niet iedereen hier is goed ter been.
Toen ik Fenna voor de nachtrust ging uitlaten, nam ik zoals gewoonlijk de door ons gelezen kranten mee. Ik bezorg die exemplaren op een tweetal adressen. Nadat ik de eerste in de bus had gedaan van een hoekwoning, liep ik naar het volgende adres. In de doorgang tussen de huisjes zag ik iemand staan. Het was nog vrij licht buiten en ik meende te zien dat het heerschap door een zijraampje van de hoekwoning stond te loeren. Toen hij mij zag liep ie door. Wij in eerste instantie ook.
Maar omdat ik het toch niet vertrouwde, hield ik stil en liep ik een paar passen achteruit om te zien of de man inderdaad doorgelopen was. Op dat moment stond ik op de hoek van de andere hoekwoning. Vervolgens liepen Fenna en ik door naar het andere adres om daar een krant in de bus te doen. Toen ik dat gedaan had en me omdraaide om met Fenna een ronde te lopen, vloog de deur ernaast open en verscheen een man met zeer boze gelaatstrekken, die tegen mij begon te schelden. Hij beweerde, dat ik bij hem (door het grote raam aan de voorzijde, dus niet door het kleine in de doorgang) naar binnen had staan gluren. Hoezo wantrouwig? Hij was namelijk de bewoner van het andere hoekhuis, waar ik even achteruitliep om in de doorgang te kunnen kijken. Fenna schrok van de donderslag, want niet eerder hoorde ze zo'n woest geblaf. Het zal zijn omdat ik ook schrok, maar ik schoot even flink uit mijn slof tegen de oude schreeuwlelijk en gebruikte daarbij wat eh.... krachttermen. Ik schrok van mijn eigen reactie. Het deed me denken aan mijn tijd in de kazerne. Toch legde ik hem even uit waarom ik daar even stil stond en dat ik dus in de doorgang keek. Daarna zijn we maar snel doorgelopen. Je weet maar nooit met die man.
Meneer staat bekend om zijn zeer kort lontje (eerder geen lontje) en zijn tomeloze boosheid. Hij explodeert bij het minste geringste. Helemaal als hem iets niet zint. Hij is daarvoor weleens opgepakt. De laatste tijd laat ie de gordijnen 's avonds open. Ik weet nu dus waarom. Wat een leven.