Tijden veranderen. Tegenwoordig mag je bijna niets meer zeggen of schrijven of er valt wel weer iets negatiefs van te maken. Als ik het over mijn witte sportschoenen heb, moet ik ook over mijn zwarte werkschoenen en bruine pantoffels praten en andersom. Anders voelt men zich achtergesteld of zelfs gediscrimineerd. Soms word ik er wat moe van om met alles en iedereen rekening te moeten houden.
Om die reden zeg ik bij hoge uitzondering iets tegen anderen in geval van een 'overtreding'. Zoals toen kinderen verpakkingen van snacks weggooiden op het pleintje. Ik ga dan niet staan schreeuwen of zo. Nee, ik blijf vriendelijk. En gelukkig met positief effect. Ik heb ze later zelfs getrakteerd als beloning.
Als het volwassenen betreft, doe ik vooraf een inschatting of ik er wel of niet iets van zal zeggen. Als ik er iets van zeg is het in de geest van : "Meneer (of mevrouw), u verliest iets" of "u laat iets vallen." Soms lopen ze gewoon door of zeggen 'dat is niet van mij'. Daar laat ik het dan maar bij.
Hetzelfde geldt voor rokers en mensen die de hondenpoep niet opruimen of hun hond los laten lopen. Zij het dat het dan enkel volwassen betreft. Velen hebben erg lange tenen en een zeer kort lontje. Dus zwijg ik liever. Nog even en dan is het : "Het spijt me dat u op mijn tenen trapt."