Toen hij zei dat ie zou doodgaan, reageerde ik nogal nuchter en ad rem : "Dood gaan we allemaal." Ik geef toe, het floepte er weer eens zomaar uit. Meneer keek mij onthutst aan. Alsof ie voor het eerst hoorde, dat mensen doodgaan. Hij herpakte zich en zei dat hij bedoelde te zeggen dat ie ongeneeslijk ziek is verklaard. Ik dacht : "Zeg dat dan!" Ik zei dat ik dat best wel erg voor hem vind. Ook al is ie behoorlijk op leeftijd, er zijn betere manieren om afscheid te nemen van het leven. Maar daar beslissen we niet zelf over. Hij is als de dood voor de dood. Daar heb ik geen last van. Na de dood is er volgens hem niets. Hoewel ik dat vaker gehoord heb, schrik ik daar telkens van. Van zo'n ik zou bijna zeggen bekrompen gedachte, zo'n lege verwachting. Een spiritueel-arm mens.
Niets om naar uit te zien, is helemaal niets voor mij. Ik ga er vanuit dat ik mijn familie aan de andere kant zal terugzien. In een soort hemel geloof ik niet echt. Tenzij men het bevrijde gevoel, de eeuwige (geen reïncarnatie?) rust als hemels aanduidt. Ik heb dus wel een mooi vooruitzicht, dus. Maar niet van dien aard, dat ik gehaast vol ongeduld hier zit te wachten. Er zijn te veel mooie mensen en dingen hier.