dinsdag 13 december 2016

Astma

Deze week las ik over een meisje van slechts 16 jaar, dat aan een zware astma aanval is overleden. Triest, vooral omdat ik me nog heel goed herinner dat voor mij die leeftijd een mijlpaal was. Dan zou ik immers op een bromfiets mogen rijden. Dan zou het leven pas echt beginnen, dacht ik toen. Niet wetende dat het leven telkens weer opnieuw zou beginnen. Telkens op een andere manier.
Mijn lieve mamma had ook last van astma. Ze hoestte erg veel en heel heftig. Als kleine jongen dacht ik een paar keer dat ze dood zou gaan. Ze was erg kortademig en ik hoorde haar longen piepende geluiden voortbrengen. Ze brandde een poeder om haar ademhaling te verlichten. Vaak stond in het kleinste kamertje een schoteltje met de as van dat poeder. En een afgebrande lucifer ernaast.
Zo'n 50 jaar later stond ik weer bij haar bed. Ik herinnerde en herleefde mijn jeugdherinnering, met weer die angst dat ze zou gaan sterven :

Ik mag naar binnen, want mams is wakker. Het gaat na de operatie niet goed met haar. We maken ons ernstig zorgen. Voorzichtig pak ik haar hand vast en geef haar een kus op haar voorhoofd. “Dag mam”, fluister ik. Ze knijpt me zachtjes in mijn hand en fluistert met gesloten ogen : “Wim”. Ik kijk haar aan. Mijn lieve, dappere mams die daar zo hulpeloos in het bed ligt te snakken naar adem. Het vreselijke geluid van borrelend water, dat gelijke tred houdt met haar jachtige ademhaling. Ik voel me als 50 jaar terug in de tijd, toen ik als kleine jongen angstig bij haar bed stond terwijl mijn mamma zware aanvallen van astma had te verduren. Zachtjes strijk ik door haar grijze haren. Omdat ik nog steeds hoop dat ze wil vechten voor haar herstel na die zware operatie, vraag ik zachtjes : “Gaan we met uw verjaardag weer rijst eten mams?” Al die tijd zijn haar ogen gesloten, maar nu gaan ze langzaam open. Ze kijkt me aan en stamelt zacht : “Bid voor mij”. Ik stel haar gerust en zeg : “Ik bid telkens weer voor u, mams. Telkens weer. Ik vraag God of Hij u wilt helpen met uw wensen”. Ze knijpt weer een paar keer zachtjes in mijn hand, als blijk van dank. Haar ogen gaan weer langzaam dicht. Dan zegt ze iets haast onverstaanbaars. Of is het dat ik het niet wil horen? Dan dringt het toch tot me door wat ze zegt : “Naar Ruud , Joop, Hij moet me komen halen”. Ik merk de twijfels bij haar. Te moeten kiezen tussen ons hier en mijn vader en beide broers die haar voorgingen.  Er schiet van alles door me heen. Ik raak in paniek. Maar dan zeg ik met alle moed en rust die ik nog weet te vinden en met pijn in mijn hart : “Als u wilt gaan mams, dan is dat goed”. Ze opent haar ogen en terwijl ze me verdrietig en toch ook dankbaar aankijkt, knijpt ze twee keer in mijn hand. En terwijl dat gebeurt, schiet door mijn hoofd de vertaling ervan : “Dag Wim”. Nog één keer leg ik mijn hoofd naast haar op het kussen. Nog één keer kus ik haar betraande wang. Nog één keer fluister ik : “Het is goed mams. Dag lieve mams. Ik hou van u”. Nog geen twee dagen later vertrok mamma op weg naar 'haar jongens'.