Als mijn grote broer iets niet zinde, maakte hij dat vaak op een grappige manier kenbaar. Soms met een serieuze ondertoon. Meestal moest iedereen erom lachen. Zelfs onze moeder, die toch ook op die manier zijn mening in de vorm van kritiek te horen kreeg.
Natuurlijk was mijn broer soms ook erg boos of teleurgesteld. Dan liet ie dat ook blijken. Mijn broer kennende wist ik wanneer hij het maar een akkefietje vond of wanneer hem iets echt gekwetst had. We deelden immers met z'n drieën en even met z'n vieren (stapelbedden) een slaapkamer. Voor dat we in slaap vielen luchtten wij soms ons hart. Zoals we dat vroeger in onze kinderjaren ook deden.
Maar mijn broer vertelde ook echte grappen, moppen. Dan lagen we in een deuk.