"Voorheen deed mijn man het, maar die is niet meer,"legde ze uit. Ik nam de spade van haar over. Toen Fenna mij weer eens uitliet en wij op het gazon met de tennisbal bezig waren, zag ik bij een van de huisjes een vrouw worstelen met een spade. Ze probeerde het gereedschap in de grond te steken, maar dat lukte haar niet. Als ze een van haar voeten op de spade zette, viel ze bijna om. Om een eind te maken aan haar geworstel en het risico op een valpartij, liep ik naar haar toe. Ik groette haar en vroeg haar of ik haar soms kon helpen. Ze lachte opgelucht. Ze wilde een struikje uitgraven en daarvoor in de plaats een jonge roos planten. Het struikje moest om het hoekje van de tuin geplant worden.
We stelden ons aan elkaar voor, terwijl Fenna begon te klieren. Ze blafte omdat ze het spel met de tennisbal wilde voortzetten. Maar dit keer moest de Friezin wat geduld uitoefenen.
Ik groef eerst de struik uit. De grond was inderdaad behoorlijk hard. Intussen spraken we over van alles en nog wat. Fenna blafte tussendoor. We bleken twee gemeenschappelijke kennissen te hebben. Dat maakte de sfeer nog beter. Ze is sinds een jaar weduwe en probeert haar tuin bij te houden. Iets wat haar man tot aan zijn overlijden deed. Maar vooral het fysiek zwaardere werk valt haar moeilijk. Ik bood haar mijn hulp aan; ze mocht mij altijd vragen. Als ik thuis was. Ik vertelde haar niet alleen over mijn vrijwilligerswerk, maar ook over onze bijeenkomsten. Ze reageerde enthousiast. Ze zei dat ze ons bijna dagelijks op het gazon bezig zag. Ze kende mij dus van ver. Ze pakte de tennisbal en gooide hem weg. Fenna weer blij en het geblaf was even opgehouden. Ik waarschuwde haar, dat het verplaatsen van de frambozenstruik wat aan de late kant was. Ik sprak de hoop uit, dat ie het straks nog zal doen. Toen de klus geklaard was, bedankte ze mij hartelijk. Fenna was ook opgelucht en blij; eindelijk weer spelen met de tennisbal.