Eens komt de dag dat ik weer naar huis ga. Dat klinkt wat vreemd of misschien zelfs dramatisch, maar zo zie ik het zelf niet. Ik zie het als een mooi vooruitzicht, al ben ik er niet dagelijks mee bezig. Er zijn immers nog veel leuke dingen te doen. Weer naar huis gaan, komt mij vertrouwd over. Mamma zei het vlak voor haar heengaan. Toen ze uit het ziekenhuis weer naar haar appartementje teruggebracht was, zei iemand : "U bent weer thuis." Maar mamma zag het anders. "Ik ben bijna thuis", zei ze,"bijna". Toen ik dat hoorde, was dat heel herkenbaar voor mij. Ondanks dat keek ik er toch van op, omdat ik voor het eerst hoorde, dat iemand anders dat ook zo voelde. Die iemand anders was nota bene mijn eigen moeder. Naar huis. En thuis weer de bekende gezichten terug te zien, die ik jaren gemist heb. Het vertrouwde, veilige thuis.
Eind jaren 50 keken we op de zaterdagavond naar de tv. Er waren allerlei shows en films. De serie van Alfred Hitchkock, met dat enge muziekje, zorgde ervoor dat we met knikkende knieën naar bed gingen.
Mamma keek graag naar o.a. de Perry Como show. In een van die shows hoorde ik hem Don't let the stars get in your eyes zingen. Ik begreep weinig van de tekst, maar het deuntje beginnend met papapaja vond ik wel leuk. Nog leuker vond ik het toen ik de uitvoering van Carl Mann hoorde. Die klonk een stuk mannelijker, om zo maar te zeggen. En in een voor mij ook veel aantrekkelijker tempo. Leve de generatiekloof!