Mijn ouders hadden geen hond als huisdier. De enige jonge honden waren wij. Wel een kat. Dat wij zelf aan een hond begonnen was, omdat Sonja van huis uit gewend was aan zo'n huisdier. Ik zag zo'n beest toen louter als een blok aan mijn (onrustig beweeglijk) been.
Door de jaren heen ben ik de hond als huisdier gaan waarderen. Zijn loyaliteit (ongeacht wat er gebeurt en/of hoe ik me voel) en de zorg die hij vraagt, hebben mij van mening doen veranderen. Ach ja, ik praat tegen dat beest. In tegenstelling tot katten, doet een hond alsof ie luistert en mij begrijpt. Soms zegt ie wat terug. Hoewel ik geen hondentaal begrijp antwoord ik vaak met : "Koest!" Toen ik meer leerde over de hond en zijn gedrag, vond ik dat ik strijdige dingen van dat beest moest verwachten. Zo'n hond mag niet dominant zijn, maar moet ons wel beschermen. Hij beschouwt ons als een roedel, maar ik laat hem toch geregeld alleen achter. Hij poept en ik moet het opruimen.
Omdat zo'n beest nooit zelfstandig zal worden, zoals de kinderen, moet ik zijn hele leven lang voor hem zorgen. Dat houdt niet alleen in dat ik hem dagelijks een aantal keren moet uitlaten, maar ook het hem naar de zin moet maken. Fenna is de eerste hond die maar drie keer per dag uitgaat. Waarvan twee keren rustig wandelend en een keer lekker rennend en spelend. Ze moet haar energie immer kwijt. Haar voorgangers gingen vier keer per dag uit.
Onze honden gaan altijd mee op vakantie. En mocht het een keer zo zijn, dat de hond niet mee mag of kan, dan is er altijd iemand die onze taken overneemt. De hond heeft van mij een beter mens gemaakt, ondanks dat ik me soms gebonden voel. Er gaan stemmen op om (toekomstige) ouders een cursus in opvoeden te geven. Ik zeg : stuur ze eens naar een hondenopvoedcursus. Daar worden veel basisprincipes geleerd, zoals consequent zijn, respect krijgen, assertief zijn en grenzen stellen en handhaven. En geregeld een compliment geven en aanhalen. Tja, het zijn en blijven net je kinderen.