Om mij onduidelijke redenen komen vanaf het begin van mijn loopbaan geregeld mensen bij mij voor een vertrouwelijk gesprek. Dat was ook het geval in de jaren 70, toen een nog jonge secretaresse mij wilde spreken. Normaal zou ze daartoe de kans niet krijgen, want ik was werkzaam in het veld en zij op kantoor. Maar dit keer was ik op kantoor, omdat ik 'in de leegloop' zat. De leegloop is een periode waarin er geen opdrachten voor mij waren. Dan werd ik geacht op kantoor te komen, om me daar wat bezig te houden met tja, met wat? In elk geval geen zinvol werk. Het was werk waar geen budget tegenover stond. Dus het maakte niet uit hoe je het deed en wanneer het klaar was. Er was ook geen 'eigenaar van het probleem' noch een opdrachtgever. Sommige van die klussen werden telkens weer opnieuw opgepakt door anderen die in de leegloop terechtkwamen.
Zo kwam het dat een collega mij vroeg om haar verhaal eens aan te horen. Ze was nog niet lang van school en had nauwelijks werkervaring. Ze vertelde mij over onze directeur, die flink aan de drank bleek te zijn. Ik had zelf geregeld flessen met wodka en whiskey in zijn kamer gezien, dus dat klopte. De bange secretaresse vertelde dat de directeur in beschonken toestand een keer geprobeerd haar van drie hoog het raam uit te gooien. Wat gelukkig niet lukte. Hij hield het op een grap. Hij was ook opdringerig en handtastelijk tegen haar. Van elk incident zei hij de volgende dag dat het maar grapjes waren. Ze vroeg mij wat ze daaraan zou moeten doen.
Tja, wat te doen met een dronken directeur die alles behalve zijn werk doet en zijn secretaresse lastig valt? Ik heb haar maar doorverwezen naar de Algemeen Directeur. Die nam geen halve maatregelen. De koelkast en de bureaulades werden ontdaan van de flessen sterke drank en de alcoholist werd weggestuurd. Later kwam ie nog terug om zich over mij te beklagen. Hij zei met een knalrode kop en neus aan het slot van weer een zinloze vergadering : "Er is een Judas onder ons!" en keek en wees naar mij. Hij zei dat ik hem bij de Algemeen Directeur had verraden. De secretaresse die notuleerde schrok zich wezenloos. Iemand had blijkbaar over ons vertrouwelijk gesprek gesproken. De directeur zei opvallend genoeg niets over zijn alcoholverslaving en wangedrag. Ik antwoordde daarom rustig terwijl ik mijn collega's een voor een recht in de ogen keek : "Ik heb niet over jou geklaagd. Mij heb je niet in een dronken bui buiten het raam gehangen en/of lastig gevallen met seksuele intimidaties. Maar ik vind het wel terecht dat er ingegrepen is." Nu alle aanwezigen van zijn gedrag op de hoogte waren, verliet hij boos de vergaderkamer. We hebben hem sindsdien niet meer teruggezien. Later hoorde ik dat die vergadering eigenlijk bedoeld was om hem zelf over zijn ontslag te laten vertellen. In opdracht van de Algemeen Directeur.