zondag 11 januari 2015

Was ik hier al eerder?


Mijn oma zei geregeld : "Wimmie, wat zit jij daar te piekeren?" Ze zat meestal op een stoel bij het raam in de huiskamer aan de voorzijde van de duplexwoning. Aan de linker kant van het raam. De eettafel stond tegen de vensterbank. Aan de andere kant stond ook een stoel. Haar grijs-zwarte haar opgestoken in een knotje verspreidde een typische maar aantrekkelijke geur. Ze werkte in een Chinees restaurant in Leiden. Ze vond me een piekeraar, maar wat ze niet wist was dat ik observeerde en stiekem meeluisterde. Ik heb vaak antwoorden gegeven op vragen van haar, waar ze om moest lachen. Soms op een wat
Oma op haar plekje met mijn broertje David
ongemakkelijke manier. Mamma zei dan dat ik brutaal was, dat ik niet grote mensen moest napraten. Ze stuurde mij de kamer uit. Op een zondagochtend was oma met de stofzuiger de huiskamer in de Koningstraat aan het doen. Opa was nogal gemakkelijk met het vullen van zijn pijp. Die pijp draaide ook vaak in zijn mond op z'n kop, als ie in slaap was gevallen in zijn luie stoel. Zijn overhemden kenden vele brandgaatjes. Voor mij als kind was oma's bezigheid blijkbaar een bijzonder iets. Ik zag haar meestal in de keuken bezig. Ik vroeg haar daarom : "Oma krijgt u visite?" Zonder op te kijken riep oma boven het lawaai uit : "Ja, de koningin komt straks." Ik dacht toen : "Dat komt vast vanwege haar mooie naam." Oma bewonderde het Koninklijk Huis. Maar de liefde was niet wederzijds : de koningin is nooit gekomen. Oma leidde een zwaar leven en werkte hard. Maar daar had de koningin dus geen boodschap aan. En zo bleef oma er dus alleen voor staan.
Eind jaren 50 werd oma ziek. Ik hoor haar nog bij ons thuis, in dezelfde stoel gezeten, vertellen over de pijnlijke ontsteking in haar kaak. Het werd zo erg, dat oma naar het ziekenhuis moest. Weer later lag ze thuis in de voorkamer op bed. Het dressoir was verplaatst, zodat het bed tussen de muur van de gang en de kast met de gasmeter geplaatst kon worden. Er hing een nare lucht in de kamer, want oma's kaak en keel waren ernstig aangetast. Een te grote of zware bestraling was daar de oorzaak van, vertelde een oom mij. Niet veel later nam ik in het Academisch ziekenhuis in Leiden afscheid van haar. Vlak voor haar dood. Pappa nam ons op een zaterdagmiddag (2 mei 1959) mee naar Leiden. Ze had de ogen gesloten, toen ik haar gedag zei en haar voorzichtig een afscheidskus op haar wang gaf : "Dag oma." Alles deed haar zeer. Pappa zei dat ze ons niet meer herkende. Maar dat geloofde ik toen eigenlijk niet. Ik dacht dat ze sliep. Ik mocht de week erop niet naar haar begrafenis. Dat vond ik niet echt erg. Want ik wist : oma is ergens anders. Daar waar het rustig en goed is. Volgens mij ben ik daar later ook eens geweest. Slechts even.