zaterdag 31 januari 2015

Winkeltjes in Leiderdorp

Veel geld hadden we niet in de jaren 50. En toch ging ik als kind soms wat kopen. Hoe dat kon? Gewoon, omdat ik samen met mijn broers stiekem lege bier- en jeneverflessen inleverde bij slijterij Van den Bosch aan de Dr. De Bruijnestraat, vlakbij de handwerkwinkel van Van Tol. Ze waren van mijn opa, die zijn drank in een van de grote kippenhokken achter het huis aan de Koningstraat nr. 65 verstopte. In een hoekje stond een grote zinken teil, die afgedekt was met een jute zak. Tja, en dan word je als leergierige jochies nieuwsgierig.
Opa en oma hadden eerst een klein kippenhok, dat dwars achter in het tuintje stond (foto met op de achtergrond huizen aan de Hoogmadeseweg). Later werd aan de andere kant van het pad achter het hokje, op een stukje braak terrein, een tweetal hokken met rennen gebouwd. In beide werden een perenboom geplant.
Bij het eerste kippenhokje
Daar, in een van die grote hokken, lagen dus ook lege flessen. Omdat het hok altijd op slot was, boden we opa geregeld aan het kippenhok en/of de konijnenhokken die erin stonden schoon te maken. Dat vond hij prima, want opa zat liever in zijn stoel pijp of sigaren te roken. Opa zal best wel flessen gemist hebben, maar kon daar niet echt veel van zeggen. Anders zouden we misschien bij oma gaan klagen. Oma zou ons misschien beloond hebben met een eenmalige bonus, maar een draai om de oren had ook zomaar gekund. Wij gingen voor zekerheid. Dus zwegen wij en liepen we zelfs naar de Hoofdstraat tot ongeveer schuin tegenover onze kleuterschool. Daar bevond zich een piepklein winkeltje van Poelgeest, dat ook visgerei verkocht. Het was net minder ver lopen dan naar de winkel van voormalig verzetsman Roel Marbus bij de Doesbrug. Daar in de buurt bevond zich ook de tabakswinkel van onze buurvrouw Quik, wier herdershond Asco mij geregeld besprong. Uit blijdschap neem ik aan, want als ik op de grond lag deed ie verder niets.
Ik ging ook wel naar Jamin, op de hoek van de Hoogmadeseweg en Dr. De Bruijnestraat. Zuurballen of eierkoeken kopen. Die zuurballen kregen we soms ook op school, als we oud papier hadden ingeleverd.
Achter Jamin was een steegje. Daar was een winkeltje in een schuurtje, waar mevrouw Coenen doordeweeks snoepgoed verkocht. Zondags was ze op de Zondagsschool te vinden. Even verderop was de bloemenzaak van Rasser. Bij Coenen kocht ik verkeersdroppen voor een cent per stuk. Of veterdrop voor 5 cent. Die veterdrop en dropstaven haalde ik soms ook tegenover de lagere school bij melkboer Bosman, op de hoek van de Eikenlaan en Kastanjelaan. Het was allemaal een centenkwestie. Soms had ik een
verstandige bui, dan kocht ik bij de kantoorboekhandel van De Dood (Liethorps Boeckhuis) aan de Hoogmadeseweg een boekje. Of een tekenblokje, potlood en een gummetje. Maar daar was wat meer geld mee gemoeid. Toen ik echt verstandig werd, stopte ik met het stiekem inleveren van opa's lege flessen. Of was het omdat we naar Curaçao vertrokken?
Op de zaterdagochtend hielpen we soms bakker Sijs. Hij duwde een tweewielige houten kar door het dorp en verkocht brood. Wij beperkten ons tot het duwwerk. Van de inspanning en de overheerlijke geur kregen we flinke trek. Een ochtend duwen leverde ons één bolletje of puntje op. "Wel delen hoor!", zei de bakker dan. Huh?!
Er reden wel meer 'winkeltjes' door het dorp. Zo kwam Marbus langs met zijn petroleumbakfiets. De visboer (wat een buik had die man!) kwam op de vrijdag, ook met een bakfiets. Dan kon je veel Katholieke buurtgenoten zien. De familie Proosdij had warme soep. De oude Rijnsburg kwam met paard en wagen vol met groenten en fruit en natuurlijk was er de melkman, die de melk zou uit de melkbus met koperen kraan eerst in een maatkan deed en vervolgens in de pan leeggoot.
Andere tweewielige karren die door het dorp werden voortgeduwd haalden lorren op (gingen naar de Oude Vest) of werden gebruikt voor het vervoer van straatvuil, dat met een bezem van wilgentakken bijeen werd geveegd.
Aan de Oude Vest, bij Gijzenij, leverden we soms, rond kerst, konijnenvellen in. Meneer Boer, twee deuren verderop in de Koningstraat slachtte de konijnen en kippen van en voor opa. Soms gingen we stiekem even kijken, als zijn schuur openstond. Daar hingen de Flappies en hennetjes aan een balk. We vonden dat vreemd genoeg een doodgewoon gezicht.