Dat blikje kwam een keer tevoorschijn, toen mijn oudere broer had gesolliciteerd bij de politie. Een meneer kwam voor een antecedentenonderzoek bij ons thuis. Hij zei dat zijn bezoek een paar uur ou gaan duren. Maar na het zien van de inhoud van het blikje, zie die meneer : “Ik ben hier al klaar.” Na 20 minuten vertrok hij weer. Ik heb een keer gevraagd aan mijn vader wat dat voor ‘munten’ waren. Hij antwoordde toen droogjes : “Allemaal flauwekul.” Naarmate ik ouder werd groeide mijn nieuwsgierigheid. Maar mijn vader bleef zwijgen. Op een dag vond ik de lijst met de bloedvlag van de O21 in de schuur. Die wilde hij weggooien. Ik heb hem toen meegenomen. Voor zijn overlijden kreeg ik van hem wat spullen, waaronder een vaan van de O19 en het doosje met ‘munten’. Waarschijnlijk vanwege mijn gevraag. De munten bleken onderscheidingen te zijn.
Toen een broer van mij en ik ook bij de Marine wilden, vond hij dat helemaal niets. “Daar kan je beter weg blijven”, bromde hij. Tussentijds heb ik zijn beide broers Henk en David vragen gesteld over hem. Over zijn jeugd en hoe hij was. Ik begon langzamerhand een beeld te krijgen van deze zwijgzame, afstandelijke man. Gevormd door een ongelukkige jeugd, waarin hij door zijn vader naar de Marine gestuurd werd toen hij 16 jaar was (…daar zouden ze hem wel opvoeden!... ), de Marine en de oorlog. Zo’n 5 jaar voor zijn overlijden, kreeg hij te horen dat hij een buitenechtelijk kind was. Hij was erg geschokt. Er zijn toen veel kwartjes bij hem gevallen. O.a. waarom hij als kind zo naar bejegend werd door zijn (niet biologische) vader. Na zijn overlijden (1997) heb ik bij Defensie zijn staat van dienst opgevraagd. Samen met mijn herinneringen, wat foto’s en de verhalen van familie en kennissen heb ik zijn leven gereconstrueerd. Het staat met wat foto’s beschreven in een boekwerkje, waarvan een aantal exemplaren binnen de familie verspreid is. Als een stukje familiehistorie, maar vooral als eerbetoon aan mijn vader. Een zwijgzame, afstandelijke oorlogsveteraan. Met een klein hartje.