donderdag 8 oktober 2020

De jaren 60

 Ik geef toe, soms overdrijf ik voor wat betreft die goede oude tijd. Er zijn nu ook best veel goede dingen. Al moet ik er soms wel lang over nadenken. In mijn gekras kwam ik nog wat over die jaren 60 tegen. Hier een stukje :

"Voor mij de mooiste jaren uit mijn jeugd. De start was op school, waar ik in de zesde klas niet opgewacht werd door de zeer strenge hoofdonderwijzer, meester V.d. Hoek, maar door diens tegenpool, meneer Sleeboom. Wat een verademing. Geen klappen, geen autoritair en vooral geen impulsief gedrag meer. Ik ging zonder angst naar school. Na de derde klas, waarin ik door een dito strenge, autoritaire juf geregeld aan mijn oor werd getrokken en in mijn oor geschreeuwd werd (“Wimmie, waarom luister jij niet?” – ik gebruikte soms nog onbewust mijn linkerhand), kreeg ik twee aardige meesters in klas 4 en 5. Ik heb hen nooit zien slaan of horen schreeuwen. In dat laatste schooljaar gingen beide autoritaire oudjes met pensioen. Hoera!

Ik heb die aardige meneer Sleeboom slechts een halfjaartje meegemaakt. Eind 1960 vertrokken wij namelijk voor 3 jaar naar Curaçao! Mijn pa werd door de Marine naar dat tropische eiland uitgezonden en het hele gezin mocht dit keer mee. Na de bekendmaking thuis ben ik in een boek gaan bladeren met dezelfde titel die mijn pa in zijn mededeling gebruikte : Naar de West. Een boek uit een serie van Douwe Egberts, die bij ons in de kast stond. Ook het album Naar de tropen werd als voorbereiding door mij nieuwsgierig nageslagen. Ter voorbereiding kregen wij spuiten tegen tropische ziektes. Erg pijnlijk, maar het was voor een goed doel.
Pa vertrok eerder per vliegtuig via Amerika naar Hato op Curaçao. Wij vertrokken vlak na mijn 12e verjaardag in de maand December met het KNSM schip Prins der Nederlanden vanuit Amsterdam. Leuk om door het (Noordzee)kanaal te varen, waarvan ik tot dan vanwege het vak Aardrijkskunde enkel de naam kende. De overtocht duurde 10 dagen. We waren natuurlijk helemaal hoteldebotel. Maar de stemming sloeg om toen het schip na vertrek uit Southampton in de Golf van Biskaje in stromachtig weer terechtkwam. Ik mag met enige trots zeggen, dat mijn broers en ik op een gegeven moment ’s morgens alleen aan de ontbijttafel van de jeugd zaten. De rest was al zeeziek. We werden flink in de watten gelegd door het bedienend personeel. Maar al snel waren ook wij zeeziek. Nooit geweten dat mijn broers, zussen en ik er zo bleek uit konden zien. Toch was het ook een keer flink lachen, toen mijn broer aan de reling de vissen wilde voeren. Helaas stond de wind verkeerd en kwam het braaksel op zijn kleren terecht. Overigens vond aan de achterzijde van het schip de lozing van afval plaats in zee. Dat vond ik toen al raar.
Gelukkig wenden we snel aan het geschommel en gestamp. We vierden Kerst en Oud en Nieuw op het water. We voeren na Southampton via de Azoren naar Barbados (zag ik voor het eerst een bedelaar), Grenada, Trinidad en Caracas, (met militairen op het schip en op de kade!) naar Willemstad. Op 1 januari 1961 in de ochtend zag ik vanaf het dek het eiland opdoemen."