Ik was nog klein. Geregeld kroop ik tegenover ons huis aan de Resedastraat onder het prikkeldraad door het weiland van boer Braat in. Daar plukte ik paardenbloemen en madeliefjes voor mijn moeder. En anders zocht ik daar naar insecten, die ik over mijn handjes liet kruipen. Soms deed ik er een in een glazen potje met wat groen en keek uren naar het beestje. Mamma keek geregeld door het raam naar buiten. Ze moest een keer behoorlijk lachen toen ik, kruipend en sluipend door het gras probeerde musjes te vangen.
En als dat alles achterweg bleef, lag ik op mijn rug naar de wolken te staren. Ik zag daarin de meest mooie en vreemde dingen en/of dieren. Het gebeurde een keer dat ik daar op mijn rug lag te staren en ik opeens een bijzondere lichtval zag. Grote stralen van achter een grote wolk, die naar beneden schenen. Ik schrok er zelfs van en dacht : "Zou daar God soms zijn?" Later begreep ik dat ik in de war was geraakt vanwege bepaalde Bijbelse plaatjes, waarin in een soortgelijke weergave over God werd gesproken. Het was een kwestie van achter de wolken schijnt de zon. Maar daar kwam ik als kind later pas achter. Ik moest daar weer aan terugdenken, toen gisteravond de zon achter grote wolken scheen. Die situatie resulteerde in prachtige stralen. Achter de wolken schijnt de zon.