"Mijn man kookt nooit", reageert mevrouw opvallend vrolijk. "Hij heeft in ruim 40 jaar huwelijk slechts één keer gekookt en hij vond er helemaal niets aan", vertelt ze. "Soms zorgt hij voor het eten", gaat ze verder. "O", onderbreek ik haar, "dus uw man gaat naar de Chinees en zegt dan dat ie gekookt heeft!" Ze schatert : "Ja, precies!!"
Dus mevrouw kookt, maar waarom doet meneer dan niet de afwas? Volgens mevrouw helpt hij soms. Maar haar mimiek zegt dat ze niet soms maar nooit bedoelt. Even later verschijnt meneer. Hij neemt plaats op een bankje en wordt wat stil als ie ons gesprek aanhoort. "Die meneer kookt wel en doet ook nog de afwas", zegt ze tegen haar man terwijl ze met haar afwaskwast naar mij wijst. Meneer kijkt wat sip voor zich uit, zucht en zwijgt. "Jij hebt maar één keer gekookt en je vond er toen niets aan", vervolgt ze. Meneer protesteert. "Ik heb twee keer gekookt!", corrigeert hij plots, "en beide keren vond ik er niets aan." Hij zegt het op een manier alsof zijn leven alleen uit leuke dingen moet bestaan. Intussen is Sonja gekomen met een vaatdoek en begint de boel af te drogen.
Meneer wijst naar zijn voeten en zegt : "Die kunnen het niet lang volhouden om mijn gewicht te dragen. Maar met deze schoenen -hij trekt zijn broekspijp omhoog- kan ik toch aardig wat lopen." Op mijn vraag wat hem mankeert, vertelt hij over slijtage aan de gewrichten. Volgens mij komt dat niet van het koken of afwassen. Je kunt zittend ook andere dingen doen dan verveeld kijken. Zoals de vaat of het eten klaarmaken. Maar ja, je moet het dan wel willen. Mevrouw heeft zich erbij neergelegd. Zonder mopperen. Als ze vertrekken wenst ze ons met een knipoog een goede avond toe.