Er zijn automobilisten waarbij ik niet op mijn gemak op de passagiersstoel of achterbank zit. Zelfs niet in de kofferbak. Mijn rijinstructeur, meneer Karim, zei ooit : "Pas als passagiers zich op hun gemak voelen, rijd je goed." Dat advies heb ik proberen op te volgen, met wisselend succes.
Ik heb met iemand meegereden, die bij elke kruising of zijstraat aan mij vroeg of er iets aankwam. Bij het naderen van verkeerslichten kreeg ik steevast de vraag of 'het nog kon'. Als het onderweg begon te regenen, trad alarmfase rood in : levensgevaarlijk vond de bestuurder dat. Ik heb ook met iemand meegereden die zijn hand constant aan de handrem had en zijn rechter voet wisselend het gas en de rempedaal bediende. En dan is de afstand tussen Schoonhoven en Wijchen héél erg groot. Van die rijstijl werd ik zelfs zeeziek. Tja, ik heb met angstige, onzekere en onbesuisde automobilisten meegereden.
Zelfs met een rijdende vulkaan. Die meneer op leeftijd ontplofte bijna als er iets niet naar zijn zin was. Een keer reed ik hem (op verzoek) naar een ziekenhuis. Op weg naar huis wilde hij zelf weer achter het stuur. 't Was zijn auto, dus.. toe maar. Toen we bij werkzaamheden aan de weg aankwamen, moesten we stoppen vanwege tegenliggers. Onze rijbaan was namelijk afgesloten met een rood-wit hekwerk. Een fraai rond rood-wit bord met twee pijlen gaf aan, dat het tegemoet komend verkeer voorrang heeft.
Maar wat deed meneer? Hij reed pardoes de linker weghelft op, terwijl er auto's naderden! Ik waarschuwde hem voor zijn fout en verwachtte dat hij zou uitwijken. Tot mijn schrik gaf hij gas en begon hij ook nog keihard te toeteren, schelden, te tieren en te razen en wild met zijn armen te zwaaien. Ik probeerde hem tot rust te manen, maar tevergeefs. Het was een enorme uitbarsting van woede. Ik dacht even : "Dat wordt knokken op de openbare weg, Willem." Maar gelukkig bleven de potentiële 'opponenten' wel rustig en fatsoenlijk. De tegenligger ging door de berm en passeerde ons. Zo ook de andere auto's. Iedereen keek ons aan. Ik zat daar wel voor schut, vond ik. Ik wilde nog naar de bestuurder wijzen, om mijn onschuld te benadrukken. Maar dan bestond de kans dat hij zijn woede op mij zou botvieren. Helaas beschikte de auto niet over gordijnen en/of jaloezieën. En de achterbank was ook al bezet. Al maanden, met rommel.
Toen we verder reden deed meneer (nog steeds kwaad) voorkomen alsof al die anderen fout waren. Hij vond het niet leuk dat ik hem gevaarlijk gedrag verweet en hij met mijn leven speelde. Het zou mijn laatste rit met die meneer zijn. Nooit meer. De rijdende vulkaan is er nooit meer op teruggekomen. Hij vond zijn gedrag blijkbaar heel normaal. Ik begreep sindsdien beter waarom hij zo eenzaam en alleen is. Zelfs vulkanologen mijden hem.