zaterdag 6 augustus 2016

Een dode mus en kapotte uitlaat

verscholen onder de motorkap
We hebben ons zelf voor de keus geplaatst : van plek veranderen  op deze prachtige Weserbergland Camping, of maar helemaal verkassen naar een andere locatie, elders in Duitsland. De plek die ons was toegewezen was bij aankomst hier, al gereserveerd. We konden als onaangekondigde gasten tot Zaterdag blijven staan en daarna naar een andere plek verhuizen.
Vanmorgen, we lagen nog in bed, kozen we voor een vertrek. We houden ons aan ons voornemen om rond te trekken door Duitsland. We hebben de omgeving op de fiets verkend en verandering van spijs doet nog steeds eten.
We gingen tevreden weer op pad, nadat we alles weer hadden ingepakt en vastgezet. Het begint al te wennen, want we zijn steeds sneller klaar om de wagen gereed te maken voor vertrek.
Onderweg spraken we over de nare geur, die Fenna verspreidde. Sonja zei even later dat het was, alsof er onder de motorkap iets lag te stinken. De deken en het kussen van Fenna produceerden immers niet die nare geur.
KRAK!
Rijdend over de B64, op het moment dat ik net overschakelde naar z’n 5e versnelling, klonk een enorme knal! Fenna sprong een gat in de lucht. Dat doen honden niet van blijdschap. Dus.... Om onduidelijke redenen flitste door mijn hoofd : daar gaat de turbo. Maar die gedachte werd direct vervangen door : dat is de uitlaat. Deze wagen heeft immers geen turbo. Ik hoorde een zware bromtoon. De motor bleef keurig z’n werk doen. Niet veel verder bevond zich een tankstation. Daar  ben ik even onder de wagen gaan kijken. En ja hoor, de uitlaat was vlak bij de eerste demper afgebroken. Het was een mooie breuk. De boel hing verder nog keurig aan het chassis, dat scheelde. Ik zag ook, dat ik de breuk eventueel zelf zou kunnen repareren als tijdelijke oplossing. Met een paar stukken bierblik. Toch maar eerst even naar de kassa van het station. De vrouwelijke pompbediende was erg dienstbaar. Ze belde een nabij gelegen garage, maar die had geen tijd. Dus belde ik de ANWB. De laatste keer dat ik dat deed, was in 1997 toen de krik niet onder de Toyota Hi Ace paste. Ik stond toen in de natte sneeuw langs de A4 met een lekke band. De ANWB telefoniste had merkbaar geen Duits in haar vakkenpakket gehad. Hoewel het adres van het tankstation erg simpel en helder was, begreep ze niets van het adres : An der B64 nr 1. Het duurde nog wat langer, omdat ze niet wist onder welke pech-categorie ze een kapotte uitlaat moest registreren.....
Een kapotte uitlaat dus. Terwijl wij daar stonden te wachten wees Sonja op iets onder het raam bij de ruitenwisser aan de bestuurderskant. Ik nam een kijkje en zag een zwarte massa vol krioelende maden, en een paar vogelpootjes! Aha, dus daar kwam die nare lucht vandaan. Zo’n vier dagen eerder kregen we een vogel op de ruit. Sonja dacht dat het arme beestje, of wat er van over was, op de weg was gevallen. Nee dus. Het dode beestje had al die tijd vlak voor een ventilatierooster gelegen, verstopt onder de motorkap. We hebben de restanten met water weggespoeld en de nattigheid met de luchtslang van de bandenpomp weggeblazen. Voor de goede orde heb ik Fenna nog even aan aai over de kop gegeven, waarmee ik haar vast blij maakte met een dode mus.
Binnen een half uur stond een knalgele wagen van de Adac voor onze camper. We onderbraken onze lunch om de monteur te verwelkomen en te woord te staan. De Adac-man keek onder de bus en kwam weer lachend overeind. Hij zei in vloeiend Duits : “Niet ernstig. U bent zo weer op de weg.” Hij pakte een paar stukken verstelbaar pijp uit zijn wagen en ging aan de slag. Na nog geen 10 minuten was hij fertig. Ik moest de motor starten, zodat we het geluid konden horen. Dat viel reuze mee. De Adac-oplossing lekte wat uitlaatgas, maar dat was ook alles. Hij leek verdacht veel op mijn oplossing. Volgens de monteur konden we gewoon doorgaan met vakantie vieren. De uitlaat zat weer stevig aaneen. Eenmaal in Nederland moesten we de uitlaat vervangen. Als blijk van dank gaven we de monteur en de pompbediende een typisch Hollands souvenirtje : een paar klompjes. Ze vonden het prachtig. Mevrouw werd zelfs wat emotioneel. Die klompjes waren een slimme ingeving van Sonja toen we de reis aan het voorbereiden waren : typisch Nederlands strooigoed meenemen. Onder het motto : Je weet maar nooit.