zaterdag 6 augustus 2016

Fietsen langs de Weser

Vanmiddag zijn we weer op de fiets gestapt. Dit keer richting het zuiden, langs de Weser. Het stadje Holzminden was ons reisdoel. De fietsroutes zijn vaak goed aangegeven. Het ontbreekt wel aan nadere aanduidingen. Het is meer in de geest van : die kant op. Of wel, een wit bordje met een rode fiets en een dito pijl. Het voordeel van fietsen langs een rivier is, dat Fenna af en toe even het water in kon. Ze kan behoorlijke afstanden lopend naast de fiets afleggen en krijgt het dus warm en verliest vocht. Zo’n rivier is voor Fenna koel- en drinkwater. We houden haar wel aangelijnd, want de stroming is erg sterk. Achter strekdammetjes valt het weliswaar mee, maar toch. Naar Bremerhaven fietsen om Fenna daar uit de Weser te vissen gaat ons te ver.
Het plan was om dichtbij de camping met een personenveer de Weser over te steken en dan te gaan fietsen. Het veer bleek pas een halfuur later te gaan varen. Dus besloten we aan deze kant te blijven en te fietsen. In het Weserbergland is het leuk fietsen, ook al moeten geregeld heuveltjes genomen worden. Op de heenweg genoten we van het mooie landschap. Na zo’n 10 km kwamen we in Holzminden aan, waar we eerst een brug over de Weser namen. Onderaan de brug, langs de rivier, was een leuk terrasje. Daar hebben we eerst een kop thee gedronken. Fenna kreeg van de klant- en hondgerichte serveerster een emmertje water aangeboden. Er kwamen op dat punt veel recreatiefietsers voorbij. Veel Duitsers, herkenbaar aan de helmpjes. Er lag een rondvaartboot aan de kade. Een groot aantal oudjes stond te wachten om aan boord te gaan. Ik was er te jong voor. Of zag ik er te jong uit? In overleg met de serveerster hebben we de fietsen en kar daar geparkeerd en zijn te voet naar het centrum gegaan. Daar hebben we wat rondgekeken en wat inkopen gedaan. Ik draag dus nu blauwe crocs. Nee, geen roze, zoals een meneer hier op de camping. Anders zou ie per ongeluk denken dat ik z’n vriendje ben. Immers, You never croc alone.
Overigens, het centrum kende een gezellig plein. Daar zouden met name bepaalde Flevolanders eens op moeten letten. De pleinen in de polder zijn vaak behoorlijk saai. De voorliefde gaat uit naar beton en steen en dus geen groen.
Dit keer zagen we de kerk van dichtbij. We hadden hem al vanaf de overkant gezien, maar enkel de toren. Sonja wees mij erop, dat de kerkdeur openstond. Tja, dan moet ik toch even naar binnen. Het was een Lutherse kerk met een herkenbaar interieur en mooie glas in lood ramen. Er klonk plechtige orgelmuziek. Het is mij nog steeds een raadsel, waarom zo’n kerk mij opeens als het ware omarmt. Alsof ik een verloren zoon ben, die weer teruggekeerd is. Ik voelde me weer erg ontspannen. Zoals gebruikelijk stak ik, na wat rondgekeken te hebben, vier kaarsjes aan voor onze overleden dierbaren. Ik deed dat in chronologische volgorde van overlijden. Om de een of andere reden plaatste ik de kaarsen in een soort van hiĆ«rarchische volgorde met helemaal bovenaan de kaars voor mijn lieve moeder. Die van mijn beide broers stonden onderaan naast elkaar.
De organist was inmiddels overgegaan op het stemmen van het orgel. Een dissonant in de spirituele sfeer. Voordat we de kerk verlieten, wierp ik nog even een blik op de metalen bol met kaarsen. Als een soort groet.
De terugweg bleven we aan de overkant. Die route leek nog mooier. Ik schrijf bewust ‘leek‘, want alles was nieuw voor ons. Na zo’n 9 km passeerden we onze camping, die dit keer aan de overkant lag. Zo’n twee kilometer verderop, bij de burcht van Polle namen het veer over de Weser. Voor twee euro werden wij met onze fietsen, een hond, een kar en een paar weggestopte crocs naar de overkant gevaren.