In mijn eerste Fiat (128) had ik zelf een radio gemonteerd. In die tijd, 1974, een simpel mono-geval met een speaker helemaal achterin midden op de hoedenplank waar in andere auto‘s een hondje lag dat met zijn kop bewoog. Vlak tegen de achterruit, waartegen ik nog zo’n chroomkleurige ruitverwarming had geplakt. Ik had voor die radio speciaal zelf een console in elkaar geprutst, dat op de vloer tegen het dashboard aan stond. Dat ding is later door onze eerste hond Asco opgevreten. De radio overleefde het knaagfeest. De aansluitingen van die radio waren vrij simpel. Een plus (met zwevende zekering), een min draad en een dubbele draad voor de speaker. En uiteraard een ingang voor de antenne. C’est tout. Toen ik cassettebandjes wilde afspelen, legde ik gewoon een losse Philips recorder/speler op batterijen op de vloer naast me. Haha! Zo ging dat in die tijd.
In de gebruikershandleiding van de Ducato zie ik een soortgelijk eenvoudig schema voor de aansluiting van een autoradio. Alleen zijn er nu vier speakers die aangesloten kunnen worden.
Toen ik mijn pas gekochte moderne Pioneer aansloot kreeg ik naast de antennekabel te maken met twee stekkerblokjes, die in de oude radio met cassette gestoken waren. Een met bedrading voor de speakers en een met nog veel meer bedrading voor de radio. In plaats van de ouderwetse plus en min, waren het plus-minus acht draden! “Wat moet ik met al die zooi?”, dacht ik nog. Hoe meer mogelijkheden, des te meer de kans op storingen toch? De voeding voor de radio is er een van constant stroom. Daar ben ik ook niet blij mee. Vooral de verhalen over lege accu’s vanwege de moderne radio’s deden me een rigoureus besluit nemen.
Conform mijn beroepsdeformatie heb ik me voorgenomen dat stekkerblok van de radio van alle overbodige bedrading te ontdoen. Alles wat niet bijdraagt aan het doel muziek en/of geluid, snij ik dus weg. Gewoon plus en min, de antenne en de speakers, that’s all!