Er zijn zoveel dingen die jongeren niet kennen. Ik herinner me nog dat ik koffiebonen maalde. Met de koffiemolen (een houten behuizing met een metalen molen) op schoot en met het handje al draaiend de bonen malen. De bonen waren van bovenaf in de molen gedaan. De gemalen koffie viel in een laatje onderin de molen. Later hing er een exemplaar aan de muur. Met een glazen opvangbakje.
In de winter 's morgens vroeg de steenkoude huiskamer binnenkomen, omdat de kachel was uitgegaan. Dus eerst de kachel aanmaken, terwijl de ijsbloemen op de ruiten staan. De half verbrande kolen eruit en in de kolenkit terug doen. De asla van de kolenkachel voorzicht leeggooien in de vuilnisbak op het balkon. Voorzichtig, want de as werd overal heen geblazen. Aanmaakhout hakken, een oude krant opzoeken en de kachel aansteken. Als ik na de havermout naar school ging, was het nog steeds koud in de huiskamer. Net zoals in de rest van het huis.
Zomers kwam de kolenboer. Hij sjouwde zakken met steenkool op zijn schouder de trap op. Op het balkon leegde hij ze in de grote kolenbak.
Fruit en groente wecken in de weckketel. De weckpotten met inhoud verdwenen in de kast op de overloop. Totdat het winter werd. De snijbonen verdwenen in een grote Keulse pot met zout. Hij werd afgesloten met een houten deksel waar een theedoem om heen zat. Er bovenop een enorme kassei / kinderhoofdje om de bonen onder druk te zetten. Zo werden zoute bonen gemaakt. Voor de winter.
In de kelder van mijn oma en opa werden aardappelen opgeslagen voor de wintermaanden. De voorraad werd geregeld met poeder bestrooid om kiemen / scheuten te voorkomen.
Bij menig huis hing een kastje aan de buitenmuur op het noorden. Een kastje met vliegengaas in het deurtje. Dat was een soort koelkastje waar eten in bewaard werd.
Het gat in mijn sok moet gestopt worden. Met een paddenstoel in de sok en naald met een streng wol wordt het gat dicht 'gevlochten'. Als ik gevallen was vond ik de scheur in mijn broekje erger dan de schaafwond(en). We moesten zuinig op van alles en nog wat zijn. Want het kostte allemaal geld. Ik groeide op in een omgeving waarin slaag als straf gewoon was. Ook op school en buiten door volwassenen. Meestal niet met de blote hand, maar met een liniaal, een stok of riem. Klappen (met de hand) in het gezicht waren ook gewoon. Die kreeg je als je met een brutale mond reageerde.
Duitsers waren (rot)moffen. Die moesten niet geholpen worden en als ze de weg vroegen moest ik ze de verkeerde kant opsturen. Bij NSB'ers mocht je belletje trekken en andere kattenkwaad uithalen.
Er waren alleen jongens en mannen en meisjes en vrouwen. Andere levende wezens ware beestjes.
Zondags moest ik er netjes uitzien. Meestal mocht ik die dag niet buitenspelen. En.... er was erg weinig geld. Maar er was wel veel geluk. Vanaf mijn geboortejaar :