Net buiten mijn geboortedorp, langs de Hoogmadeseweg, bevond zich in de jaren 50 een vuilstort. Het lag in een weiland achter de boerderij van de ouders van Sophie van Rijnsburg. Sophie was een klasgenootje van mijn broer Joop. Afgezien van de vuilstort werd er ook huishoudelijk afval gebruikt om sloten te dempen. Dat was niet illegaal, maar door de grondeigenaar (Bloemendaal? - foto-) met de gemeente Leiderdorp geregeld.
Dat kon toen nog allemaal, want er waren niet zoveel schadelijke stoffen en plastic / kunststof werd zeer weinig gebruikt.
Melk werd los verkocht. Men ging met een pannetje of melkkoker naar de bakfiets of melkwagen. Daar werden met maatbekers het aantal gewenste liters melk in zo'n pannetje gegoten. Brood dat langs de deur werd verkocht had geen verpakking. Net zoals de groente, aardappelen en fruit, dat los in de boodschappentas gestort werd. Die tas was vaak een speciaal regulier gebruiksmiddel; de boodschappentas. Of een netje.
Er werden ook flessen en potten gebruikt. Die gingen leeg terug naar de winkel. Voor hergebruik. Als men groente en fruit lange tijd wilde bewaren, deed men dat in weckpotten. Ook van glas en ook voor hergebruik. Bij ons thuis stonden die potten in een kast die zich naast de keuken op de kleine overloop bevond. Veel afval verdween naar de boeren. Dat diende als bijvoer voor het vee. Kortom, er werd niet zoveel afval geproduceerd noch weggegooid.
Dat veranderde in de jaren 60 drastisch. Toen kregen we melk in plastic zakjes (!) en later dito flessen aangeleverd. Er verschenen allerlei plastic producten. Waaronder erg veel wegwerpartikelen. Dat vond men toen veel beter dan al die oude troep die we telkens weer gebruikten. Het idee kwam van de mensen die in de jaren 30 geboren waren. De crisiskids die onbewust milieucrises zouden veroorzaken. Het kunststof nam een enorme vlucht. Het verdrong het metaal en het hout. Nu zit het in ons bloed.