Gistermiddag ben ik naar de tandartsenpraktijk geweest. Of eigenlijk de mondhygiëniste bezocht voor een reinigingsbeurt. Niet dat ik mijn tanden niet zou poetsen. Die poets ik dagelijks 2x en tussendoor een mondspoeling. Nee, het is vanwege mijn terugtrekkend tandvlees en de afzetting van tandsteen tussen mijn tanden en kiezen. Het dagelijks flossen (draad), ragen (borsteltje) en stoken (tandenstoker) ten spijt. Zo'n behandeling duurt niet lang, hoor. Zo'n 20 minuten en dan sta ik weer met een gereinigd en gepolijst gebitje buiten.
Dit keer ben ik subiet naar de bakker die zich tegenover de praktijk bevindt gelopen om ons te trakteren op een moorkop (mag dit woord nog wel??). Toen de bakkersvrouw mij vroeg of ik soms wat te vieren heb, zei ik vrolijk dat ik net weer levend van de tandarts vandaan gekomen ben. Dat bleek geen leuke grap voor haar, want zij vertelde dat ze morgen moest en als de dood is voor de tandarts. Ik heb het maar niet gehad over acceptatie en ontspanning en helemaal niet over bloed aan de muren. Zelf heb ik nooit gedacht : "Had ik nou maar een kunstgebit." Stel je voor, dan zou ik nooit meer lui liggend in een luxe stoel met open mond onder een kunstzon naar de verhalen van die aardige en deskundige mondhygiëniste kunnen luisteren. Het leven moet mooi blijven.