maandag 16 juli 2018

Met overtuiging

Men zegt weleens : "In medicatie moet je geloven, anders werkt ie niet." Dat geldt niet alleen voor medicatie. Ik heb het ook ervaren met opvoeden, werken (in eigen kunnen, mensen en/of resultaten geloven) en uitdagingen aangaan (problemen oplossen). Zelfs voor iemand als de Britse Theresa May met betrekking tot de Brexit geldt : je moet er wel in geloven. Zij spreekt eerst ferme taal en bindt vervolgens in. Nee, dan was Margaret Thatcher uit harder hout gesneden.
Wat opvoeden betreft, ik ben iemand van het psychologisch overwicht. Meer dan van veel praten en/of vragen stellen. Dat werkt niet alleen voor mij goed, maar ook voor anderen en zelfs onze hond. Ik vraag dus niet aan Fenna : "Wil je even in je mand gaan zitten?" Ik zeg met een bepaalde houding : "Plaats." Soms kijk ik alleen maar naar haar.
Als ouder ben ik op de eerste plaats een leider. Geen gesprekspartner c.q. vragensteller, met gevolg dat mijn leiderschap ontnomen wordt door een semi slim kind.
Dus is het : "Jij gaat nu je kamer opruimen." of "We gaan eten." enz. Ik accepteer geen 'dat doe ik straks' of andere woorden van gelijke strekking die duiden op uitstel. Want STRAKS vertaalt deze ouder in NIET. Er zijn nu eenmaal veel dingen, die gewoon gedaan moeten worden. Ja, ook kinderen hebben verplichtingen.
Ik uit me dan wel met een bepaalde overtuiging. Kinderen en honden merken direct, wanneer je niet helemaal of helemaal niet jezelf gelooft, niet achter je eigen woorden staat. Daar maken ze dan handig gebruik van. Eigen schuld dus. Ik hou ook niet van het emotionele gedoe. Ook wanneer een kind huilt, krijgt het niet zijn zin. Als ik het wel zijn zin zou geven, dan doe ik het louter om mezelf een beter gevoel te geven. Voor het kind is dat het signaal om telkens te schreeuwen en/of te gaan janken. Daar begin ik niet aan.
En wat praten betreft? Tegen Fenna praat ik als ik 's morgens de huiskamer binnenkom. Dan zeg ik : "Goede morgen, teef. Heb je goed geslapen?" Dat kan omdat ik niets van haar verwacht. Ook al slaakt ze soms een diepe zucht en kijkt ze mij wat verstoord aan.
Aan een kind vraag ik hoe het op school was. En wat het de afgelopen dag gedaan heeft. Ik vraag ook of het aan de verplichtingen voldaan heeft. Zoals huiswerk maken of zijn kamer opruimen. Check, check, check, want ik ben als leider ook handhaver en begeleider. Natuurlijk is er veel ruimte voor leuke, gezellige communicatie. Maar die gaat over andere zaken. Vragen zijn er ook. Zullen we een spelletje doen? Heb je zin om te gaan vissen? Maar geen vragen als "wat wil je eten vanavond?" (tenzij ie jarig is) of "heb je nog geen slaap?" "wil je je speelgoed opruimen? en meer belangrijke zaken die ik een kind niet voorleg. Daar gaan wij als ouders over. Niet het kind. Of de hond.
Als de opvoed-trein eenmaal op gang is gekomen, is mijn gelaatsuitdrukking vaak voldoende om aan te geven wat ik wil. Omdat ik ervan overtuigd ben, dat het dan ook gebeurt. Tto slot : Nee, ik geef geen bootcamps!