dinsdag 17 juli 2018

Beroepsdeformatie?

Ik let dus op taalfouten. Hoewel, ik ben niet naarstig op zoek; ze vallen mij gewoon direct op. Dat is het. Op school heeft men mij op dat gebied getracht iets te leren. Niet alleen met het vak Nederlands, ook schriftelijke stukken van andere vakken (zoals scripties, uittreksels, proefwerken en overhoringen) werden op het taalgebruik gecontroleerd. De plaats Beilen is dus niet Bijlen. En het gereedschap om hout mee te hakken is dus geen beil. Dat taalgebruik is dankzij  (ja, ik ben er dankbaar voor) mijn werk levend gehouden. Het belang van goed taalgebruik zag ik later terug in sollicitatieprocedures. Ik heb menige brief  gezien, die tot afwijzing leidde vanwege belabberd taalgebruik. Die waren toen al met een typemachine opgesteld. Daarvoor keek men ook naar het handschrift.
In mijn werkomgeving was sprake van georganiseerd en planmatig werken met oog voor kwaliteit. Een sollicitant kon nog zo'n mooie brief geschreven hebben en in een strak pak gearriveerd zijn, zijn auto toonde een deel van zijn dagelijks leven. Sommigen reden in een vuilniswagen. Ergo, ongeschikt. Ja, men lette op veel zaken. Tot zelfs zwarte nagels en ongepoetste schoenen toe.
Ik stelde ook veel (advies)rapporten en voortgangsrapportages op voor het hoger management en directies. Die moesten ook zowel inhoudelijk als tekstueel in orde zijn. Die liet ik door een secretaresse eerst lezen, voordat ze mijn deur uitgingen. Natuurlijk maak ook ik fouten. Al zullen velen denken : "Hoe ken dat nauw?