Een maandje nadat ik geslaagd was voor het rijbewijs BE (A had ik al), wandelde ik de showroom van Fiat dealer Huisman in Leiden binnen. Ik had mijn zinnen gezet op een Fiat 128. Een voor die tijd sportief ogende auto, waar ik wel mee voor de dag durfde te komen. Oké, het model had ook wel iets. Zo tekende ik als kind mijn eerste auto; hoekig. 😀 De auto was bijna drie jaar jong en had nog geen 40.000 km op de teller. Ik kreeg een jaar Bovag garantie erbij. Ik moest wel even 3.500 gulden neertellen. Twee keer mijn maandloon in die tijd (1972).
Ik herinner me nog dat het een bijzonder ervaring was, toen ik de eerste keer alleen in die Fiat reed. In Leiden tijdens de spits. Best wel spannend in een mij onbekende auto.
De bijna 1200 cc motor dreef de voorwielen aan, wat ik als sportief ervoer. Het onderhoud deed ik zelf, dankzij mijn vriend wiens vader een garagebedrijf runde. Op de zaterdagen stond de Fiat daar geregeld op de brug. Met hulp van mijn vriend en de adviezen van de aanwezige monteurs werkte ik aan de Fiat. Als ik de auto een onderhoudsbeurt had gegeven, was enkel het goed afstellen van de ontsteking nog nodig. Ik reed dan brutaal naar de Fiat dealer en zei daar dat ik de motor niet echt fijn vond ronddraaien. De monteur was hooguit 5 minuten bezig om met een stroboscooplamp de ontsteking juist te krijgen. Het kostte me meestal niets. Later kocht ik zelf zo'n lamp. De meeste onderdelen kocht ik in Den Haag, waar ik toen werkte. Daar was een winkel -Auto Italia- die onderdelen verkocht voor Italiaanse auto's. Niet alleen originele maar ook imitatie. Ik leerde als snel dat de namaak koppelingskabel snel ging rafelen. De originele niet.
Er moesten spatlappen op de Fiat(verplicht) en ik monteerde mistlampen. Natuurlijk met hoesjes erop. Achterop monteerde ik ook een mistlamp. Een grote ronde met rood glas in een verchroomd huis. Natuurlijk met gebruik van relais. In het begin had ik een losse cassetterecorder in de auto liggen! Maar al snel kwam een mono radiootje in de stuurhut met een speaker op de hoedenplank. Het benodigde middenconsole had ik kant en klaar gekocht in Den Haag.
Op de motorkap kwamen pikzwarte kapjes die de ventilatieroosters afdekten tegen inkomend water en onder het blok een carterbeschermer. Dat ding heeft me een keer behoed voor ernstige schade, toen ik per ongeluk over een flinke kei reed. Die lag verscholen onder het gras langs de Zijl, waar ik wilde gaan vissen. Op de achterruit heb ik nog de verwarming geplakt. Wat een rot klusje!
Ik heb een keer een gebroken distributieriem gehad. Maar wonderwel zonder verdere schade! De koppelingsplaten heb ik een keer laten vervangen. Voor die klus moest het blok er even uitgetild worden. En daar had ik geen ervaring mee. In die Fiat had ik ook mijn eerste, laat ik het zo noemen, romantische ervaringen met Sonja. Ik vond de vering toen opeens wat slap en dacht nog even aan dubbel glas tegen het beslaan van de ruiten.😅
De Fiat heeft me nooit in de steek gelaten. De Italiaan startte bijna altijd probleemloos. Ook als ie ergens ander had overnacht. Behalve wanneer hij in Anna Paulowna had overnacht. Dan vertikte de Fiat om aan te slaan. Maar dat mocht de pret niet drukken. Ik was weg van de Fiat. Een speciaal kastje met elektronica zorgde voor beter vonken van de bougies. De roestduivel was zelfs smoorverliefd op de Italiaan. Vooral onder de sierlijsten van de ramen.
Met een kilometerstand van bijna 130.000 heb ik ruim drie jaar later de 128 voor 1.250 gulden van de hand gedaan. Een rasechte Hagenees was er dolgelukkig mee.