Na mijn terugkeer uit Amsterdam waren de motorkriebels nog steeds aanwezig. In het Leidsch Dagblad las ik in de maand november van 1972 een advertentie waarin iemand uit Oegstgeest een BMW R26 aanbood. Voor 800 gulden mocht ik de gechopte Duitser van de student meenemen. Het blok draaide goed. Alleen was de rest aan een opknapbeurt toe. De BMW had als geboortejaar 1958.
Omdat ik toen nauwelijks ervaring had in het opknappen van motorfietsen, liep mijn zoektocht naar gebruikte onderdelen vrij snel spaak. Nieuwe waren voor deze arme student onbetaalbaar.
Ik besloot aan de metallic groen gespoten BMW weinig te veranderen. Er kwam een windscherm op. Tijdens de opknapbeurt bleek dat het achterlicht van een vrachtwagen afkomstig was. De claxon was opvallend genoeg naast de koplamp gemonteerd. Het geheel oogde voor geen meter, maar paste daarom wel in de geest van die tijd : niets moest, alles mocht. Het lukte me niet om de uitlaatbocht goed stevig op de cilinder gemonteerd te krijgen. De bocht bevatte daartoe een ring met schroefdraad. Uit pure ellende (van Loctite had ik nog niet gehoord) heb ik de wartel met ijzerdraad gezekerd. Ik had die oplossing weleens in een motorblad voorbij zien komen op racers. Het blok moest met een ferme trap op een pedaal aan de praat gebracht worden. Ik heb een keer het blok gedeeltelijk gedemonteerd. Het zag er van binnen als nieuw uit. Met de eenpitter heb ik nimmer op de snelweg gereden. Het rijden over de binnenwegen was een waar feest. De motor bracht mooie muziek voort. De BMW heb ik niet zo lang in mijn bezit gehad. Ik werkte in Amsterdam en zat om een auto verlegen. Ik haalde mijn rijbewijs voor de auto en kocht een Fiat 128. Weer groen van kleur, niet Duits maar Italiaans. Groen, Duitsers en Italianen, hoe zat dat ook al weer? De BMW ging voor 1.250 gulden weg. "Dikke winst!", dacht ik toen. Om, achteraf gezien, te janken dus.