Als kind kon ik soms de volwassenen niet zo goed volgen. Ik werd dan wel Slimpie genoemd, maar begrijpen deed ik niet alles. En dan heb ik het niet eens over de ooievaar en/of Sinterklaas, maar over de grote mensen. Als ik iets verkeerds gedaan had, werd ik met een grote hand bij mijn beide wangen gegrepen. Ik kreeg er een toetermondje van. Dan zei zo'n volwassen persoon : "Jouw gezicht bevalt me niet!" Nee, hè hè, zo zie ik er immers toch niet uit met die gespitste lippen en die ingeknepen wangen. Met iemand met zo'n uiterlijk zou men eerder medelijden moeten hebben.
In een ander geval kreeg ik te horen dat ik eerst moest denken en dan pas doen. Ik had namelijk iets verkeerd gedaan. Maar later was het dan : "Jij moet niet denken, jij moet doen!"
Ik moest altijd luisteren en doen wat er gezegd werd. Dus klonk het voor nogal raar toen mij gezegd werd : "Waarom heb je niets gezegd?!" Ik durfde niet te antwoorden omdat ik dan brutaal zou zijn. En wie brutaal is, krijgt klappen.
Schoon ondergoed moest ik aan. "Voor als je in het ziekenhuis terechtkomt", was de toelichting. Dat soort plannen heb ik als kind nooit in mijn kinderkoppie gehad. Nog steeds niet trouwens. Maar ik draag wel schoon ondergoed. Maar niet meer van Jansen en Tilanus. 's Winters droeg ik een wollen borstrok (singlet). Die breide mijn moeder zelf. Ik kan me niet herinneren dat ie kriebelde of zo. Ik heb nooit last gehad van kriebels bij het dragen van wollen kleding op mijn blote lijf. Al vond ik die wollen muts wel stom staan. Om maar te zwijgen over die wollen zwembroek! Toen ik uit het zeewater kwam, woog dat ding loei zwaar. Ik hield hem bij de band vast, maar de broek rekte helemaal uit tot aan mijn knietjes. Maar die zee en het strand maakten alles goed.