Gisteren waren we weer even in Lelystad. Ik noem die stad vaak Lelykstad, iets wat gisteren maar weer werd bevestigd. Terwijl zij op ziekenbezoek ging in het ziekenhuis, maakte ik een wandeling door het centrum van de stad. De entree via de Stadhuisstraat bevestigde mijn Lelykstad. Zowel links als rechts biedt de straat een wat verpauperde aanblik. Lege winkelpanden met bekladde ramen. Tel daarbij op de verbouwing van het voormalige Hema pand en zie het beeld is compleet. Natuurlijk zag ik ook zwerfvuil liggen, maar ik moet toegeven : minder dan gewoonlijk. Al weet ik niet de reden : vanwege het opruimen of vanwege een Paasvakantie? Ook verderop meer leegstand. Richting het Agoraplein lopend voelde ik weer de mij bekende ongezelligheid, kilte. En de koude wind, die vanwege de bouwmethode de winkelstraten tot tochtgaten maakt. Al met al erg onaantrekkelijk, kil en ongezellig. Ik krijg nog steeds niet het gevoel in een gezellig centrum te zijn aangekomen. Hetzelfde gevoel heb ik als ik in het centrum van Almere rondsluip.
Toen ik terugliep naar de parkeerplaats bij het ziekenhuis, realiseerde ik me dat zij de autosleutels heeft. Toen besloot ik maar een drempel over te stappen en het ziekenhuis binnen te gaan. Daar heb ik een kop thee gedronken in afwachting van de terugkeer van Sonja. Tussentijds hield ik nog even een deur open voor een wat moeizaam lopende vrouw. Ze had daar duidelijk niet op gerekend, want ze keek mij erg verbaasd aan toen ze mijn bedankte. Net alsof ik iets van haar wilde. Maar ik heb hopelijk voorlopig nog geen rollator nodig. 😅Net toen ik overwoog weer naar buiten te gaan, vanwege mijn aanhoudende paniekaanvallen, kwam mijn chauffeur terug van het bezoek.
Onderweg, nota bene in Dronten, werden wij op de huid gezeten door een man in een grijze Mercedes bus. Hij reed soms nog geen 2 meter achter ons. Meneer Aso had haast, maar kon niet inhalen. Wij reden overigens keurig de maximum toegestane snelheid daar. Ik heb aan het bumperkleven een hekel, vanwege mijn ervaringen met aanrijdingen door achterop komend verkeer. Ze overkwamen mij twee keer op de motorfiets en een keer in de auto. Van die in de auto, begin jaren 80, heb ik erg lang last gehad van mijn nekspieren. Toen kon ik staande in een file niet wegkomen. Op de motor wel, omdat ik vooraan voor een verkeerslicht stopte en de auto zag aankomen.