Wat dagen geleden had ik het over karaktervorming. Ik kwam toch weer op mijn eigen opvoeding terecht, die mede bepaald heeft hoe ik geworden ben. Vanwege het feit dat ik mezelf vaak een vreemde eend in de bijt voel, heeft dat volgens mij ook te maken met mijn opvoeding. Zeg maar een Peking eend in Nederland. Die zijn er om gegeten te worden. Niet alleen letterlijk.
Ik ben hier in Nederland geboren, maar al vroeg kwam ik erachter dat ik geen Nederlander ben. Niet alleen vanwege de pesterijen. Thuis werd vaak gewaarschuwd, dat we ons netjes moesten gedragen en niet te worden als die brutale Nederlandse kinderen. Achteraf vreemd, want ik ben toch zeker ook een Nederlands kind? Ik zou toch bij hen moeten horen. Mijn lieve moeder heeft wat dat betreft te veel vanuit haar eigen achtergrond geredeneerd. Zij was in Indiƫ geboren. Zodoende kreeg ik het gevoel mee anders te zijn.
Een gevoel dat ik overigens wel goed bij mij vond passen; ik ben anders. Anders dan de gemiddelde Nederlander, ook al ben ik hier geboren. Mijn Indische genen en de sturende opmerkingen van mijn moeder maakten mij wat in de war. Met gevolg, dat ik vaak over 'die Nederlanders' of 'die Hollanders' spreek. Terwijl ik er zelf nota bene ook een ben.š
Ondanks dat ben ik wel anders. Ik heb dat anders zijn altijd als een voordeel gezien. Het heeft mij veel goeds gebracht. Ondanks dat ik constant de drang heb te verkassen. Maar waarheen, dat weet ik nog steeds niet. OkƩ, CuraƧao. Toch denk ik dat mijn puberteit daar op dat mooie eiland ook een bijdrage geleverd heeft aan het gevoel wat ik eraan overgehouden heb. Daar op dat eiland voelde ik me op mijn gemak.