|
NH kerk van Leiderdorp |
Nog even over de kerk. Mijn vroegste herinneringen aan de combinatie van geld en kerk, zijn de zwarte geldzakjes die drie keer per dienst voorbijkwamen. Op school en op Zondagsschool werd ook geld opgehaald, maar dat was voor de zending. Zeiden ze. Omdat velen het niet breed hadden en drie keer een duppie toch veel geld was, waren in die zwarte zakken vaak centen en knopen te vinden. Als het even kon wierp ik een blik in zo'n zakje. Niet letterlijk natuurlijk, want mijn moeder gebruikte geen blikken maar weckpotten. Samen met de Keulse en de spaar- waren dat de enige potten die ik toen kende. Tja, als kind was ik ook al leergierig, dus keek ik stiekem in zo'n zakje.
Soms betrof het een zakje in een houten, mooi blank gelakte houder met twee handgrepen. Soms was het zakje aan een lange stok verbonden, waarmee de koster vanaf het middenpad langs de banken viste naar geld. Sommige kerkgangers lieten heel duidelijk zien wat hun gave was. Dan wapperde het papiergeld eerst boven het zakje; kijk mij eens! Anderen stopten hun hand erin, zodat niet te zien was of er iets of niets bijgedragen werd. Nee, er werd niest uitgehaald. De Heer keek toe, hè. De opbrengst werd na de dienst op een bord genoteerd. Niet met het aantal kerkgangers erbij, hoor. Gelukkig maar. Alleen het bedrag, dus niet het aantal knopen.
Wat mij opviel was dat ik later, toen we op onszelf woonden, wel geregeld acceptgirokaarten in de brievenbus aantrof, maar geen vertegenwoordiger van de kerk zag. Het was pas hier in Dronten (2014), dat de situatie anders was : ik kreeg na krap 40 jaar zowaar eerst bezoek!
In mijn jeugd was er dus ook zoiets als Zendingsgeld. Het was de bedoeling om elke maandag geld mee te nemen voor de zending. En voor het schoolreisje. En dat alles voor wie dat toen kon betalen. Elke week een kwartje was voor sommigen nog te veel. Dus geen schoolreisje voor hen.
|
Links op het bord de bedragen |
Ik heb me ooit een keer verdiept in een balansrekening van de kerk. Ik schrok van het enorme bedrag dat louter bedoeld was om het gebouw in goede staat te houden. Ik zette daar mijn vraagtekens bij. Ik bedoel, is een gebouw belangrijker dan behoeftige mensen? Ik werd ook twee keer geconfronteerd met het feit, dat de kerk vond dat ik te weinig financieel bijdroeg. Een keer wist men mij zelfs mijn jaarinkomen te noemen. Ik moest een bepaald percentage van dat bedrag als bijdrage geven, zo werd mij schriftelijk medegedeeld. Als ik me het goed herinner, is vanwege die aanpak nog een rel ontstaan. De andere keer werd mij om een verklaring gevraagd, waarom mijn bijdrage met driekwart verminderd was. Dat was omdat wij besloten hadden anderen financieel te steunen. Daar namen de heren van de kerk geen genoegen mee. Ze waren trouwens ook van mening dat kerkbezoek verplicht was. Die verplichting leidde zelfs tot de uitspraak : 'naar de kerk komen en anders als lid geschrapt worden'. Ik denk niet dat Onze Lieve Heer dat een leuke uitspraak gevonden zou hebben. Ik in elk geval niet en ik liet me ook niet chanteren. Men liet het daarbij.