Bij het opvoeden van onze kinderen hebben we de beestjes gewoon bij hun naam genoemd. Dus een hond is een hond en geen woef en een eend is daarom ook geen kwak-kwak.
Opvoeden op zich kost al veel tijd, dus waarom straks het aangeleerde weer corrigeren? Dat gold overigens niet alleen voor het benoemen van dingen. Ook wat het gedrag betrof, wilden we niet in een chronisch correctieve sfeer terechtkomen. We leerden onze kroos waar ze wel en per se niet aan mochten komen. We haalden dus geen voorwerpen weg. Ze mochten ook niet op meubels of vensterbanken klimmen en/of springen. Dat soort verboden was ook handig wanneer we op visite gingen. Dan hoefden we hen niet alsnog bepaald gedrag te verbieden. Zo in de geest van : thuis mag je de boel afbreken, maar niet bij tante Jo. Nee, ze mogen van huis uit niets afbreken, dus kunnen ze bij tante Jo zich ook normaal gedragen. Netjes vragen (dus niet ik moet of wil een koekje) en niet zomaar pakken of doen, groeten bij aankomst en vertrek en meer van dat soort standaard dingen, leerden we hen. Een leuke bijkomstigheid is dat de kinderen niet geconfronteerd worden met alsmaar wisselende situaties van wat wel of niet mag en dat het bezoek aanzienlijk rustiger verloopt. We herkennen snel kinderen voor wie een (voor ons normaal) verbod als nieuw in de oortjes klinkt. Kinderen moeten ook voor anderen handelbaar zijn. Net als het geval is/was met onze honden. Wat een gemak voor alle partijen.