Ik herinner me nog mijn losbandige leven. De tijd dat ik in het zand speelde, waarin katten hun behoeften bleken te doen. En de keren dat ik van kauwgom wisselde met mijn vriendjes. De momenten waarop ik vergat mijn handen te wassen voor het eten. Maar ja, ik had na mijn geboorte al prikjes gekregen. Die hadden toen een levenslange garantie.
De gezelschapspelletjes. Zoals blaasvoetbal, waarmee je het hele veld, het balletje en je tegenstanders onder het speeksel blies. En dan de verjaardagstaart (uitzonderlijk hoor) met kaarsjes erop. De jarige Job mocht gewoon al dan niet met consumptie de kaarsjes uitblazen. Als dat niet direct lukte, bliezen anderen wel even mee. Daarna begon iedereen van de taart te smullen. Wat een feest! En dat terwijl niet eens elk kind gevaccineerd was. Maar ook dat was geen enkel probleem.
Als ik zomers buiten rondzwierf verfriste ik me door slootwater over mijn toet te gooien. Dat water was ook goed om mijn vieze handjes weer schoon te krijgen. We deelden hetzelfde badwater. Dus...
Als ik iets mocht proeven, kwam er geen schone lepel uit de la. Nee jôh, ik kreeg gewoon de schoon gelikte lepel van mijn tafelgenoot te leen aangeboden. Die gaf ik dan goed schoon gelikt weer terug. Leuk was ook om een toverbal met elkaar te delen. Sabbelen en zuigen totdat er een andere kleur verscheen. Dan moest ie weer geruild worden. Ik mocht ook vaak van vriendjes of vriendinnetjes een lolly proeven om te controleren of ie nou echt zo lekker smaakte. Zelfs als de eigenaar een snotneus had. No problem! Een zoen op mijn mond van een willekeurig meisje (spelletje 1,2,3,4,5,6,7 enz.) was ook geen probleem.
We deden ook aan zakdoekje leggen (niemand zeggen). Dat kon ook wel, want het meeste snot zat immers aan je mouwen. Deurknoppen, trapleuningen, wc-brillen en dergelijke waren ook goede bronnen om mijn weerstand op te bouwen. Dus daar zat ik ook volop met mijn handjes aan.
In militaire dienst was het ook allemaal erg gemakkelijk. We waren niet vies van elkaar. Al gingen sommigen wel heel erg ver. Die kropen in de kont van beroepspersoneel. Ik weet niet hoe het hen vergaan is in hun leven.
Als ik viste en trek kreeg, spoelde ik mijn handen af in het viswater. Zonder zeep. Daarna begon ik aan mijn lunch, die in een broodtrommeltje zat. En als ik boodschappen gedaan had, waste ik thuis mijn handen niet. Als ik jarig was, werd ik gefeliciteerd met een zoen. Soms wel drie! Wat een tijd!
Kortom, vergeleken met tegenwoordig, leidde ik toen een zeer heldhaftig en losbandig leven. Ik zou best weer die vrijheid weer terug willen.