Het is gemakkelijk praten over armoede van anderen als je zelf boven modaal inkomen hebt. Om maar te zwijgen over de politici, die jaarlijks minimaal € 150.000 opstrijken. Ze hebben natuurlijk allerlei baantjes, die ze binnen de 8 uur dagelijks schijnen te kunnen uitoefenen. Controles hebben aangetoond, veel politici enkel een presentielijst tekenen (of laten tekenen!) om vervolgens ander werk te gaan doen. Velen hebben het veel slechter dan wij (niet dan ons, want een ons heeft het niet zo slecht). Gisteren zag ik een vrouw lopen in een jurk, die mij vreemd genoeg deed denken aan een vriendje uit de jaren 50. Eerst begreep ik niet waarom, want zijn moeder droeg niet zulke jurken. Ik bleef maar denken, maar zonder resultaat. Maar na het gepieker losgelaten te hebben, kwam de opheldering spontaan naar boven. Ze hadden thuis zulke gordijnen! Wat een armoe.
Heb je maar een hongerloontje? Treur niet er zijn er die er twee hebben. Ach, ik moet er maar vrolijk onder blijven. Armoede, in mijn jeugd was alles duur. Vaak veel te duur. Zoveel geld was er niet. Er waren klasgenootjes die niet meegingen op schoolreis. Elke maandag 10 cent ophoesten voor het reisje was voor hun ouders te veel. Er werden nauwelijks luxe spullen gekocht. Zonde van het geld en het ging ook om veel geld. Er werd na de oorlogsjaren weer overeind gekrabbeld. Armoe was toen troef. Net zoals nu. Maar het kan altijd erger.