Als jochie had ik snel in de gaten, dat het buiten en bij mijn Nederlandse vriendjes en vriendinnetjes thuis er anders aan toe ging dan bij ons. Ik moest me wel aanpassen om ook daar te 'overleven'. Met mijn houding zoals die mij thuis aangeleerd was, zou ik buiten overlopen worden en niet meekunnen. Het gevolg was dat ik me dualistisch moest gedragen : thuis op z'n Indisch en buitenshuis op z'n Nederlands. Soms vergat ik dat. Dan was ik buiten ook Indisch en thuis Nederlands. Vooral het laatste leverde mij straf op. Ik was dan brutaal, zei mijn lieve moeder boos. Ik reageerde dan nogal direct, zoals mijn vriendjes, en dat mocht niet. Zwijgen of in zeer bedekte termen iets zeggen, was mij geleerd. Dat laatste gebeurde zo bedekt, dat ik vaak niet begrepen werd. Mijn broer verpakte het directe vaak in humor.
Ook vanwege mijn werkzaamheden moest ik mijn houding veranderen. Om te 'overleven', me staande houden. Het feit dat ik in een mannenwereld gewerkt heb, heeft ertoe geleid, dat ik ook ruw en grof kan zijn als het moet. Dat begon in militaire dienst vanwege mijn functie als plaatsvervangend groepscommandant. Ik herkende dat ruwe bij mijn vader ook. Die verkeerde ook gedurende zijn werk in een mannenwereld. Daar is geen ruimte voor zachtzinnig gedoe.
Voor mij is het een andere rol. In wezen ben ik niet zo opgevoed en ligt het niet in mijn aard om grof en hard te zijn. Soms is het grove en/of harde wel nodig om anderen te helpen. Zachte heelmeesters, hè?