Er was een tijd dat bij ons thuis een touwtje uit de brievenbus hing. Zo konden wij gewoon binnenkomen. Als ik op bezoek ging bij mijn opa en oma, dan groette ik netjes : "Dag opa" en/of "Dag oma." Als ik weer naar huis ging, moest ik ook groeten en eventueel bedanken. Zo ook als ik grote mensen tegenkwam. Als ik bij een vriendje in huis had gespeeld, moest ik "bedankt voor het spelen" zeggen als ik weer wegging. Ik moest plaatsmaken voor volwassenen en hen aanspreken met meneer of mevrouw en u zeggen. En altijd weer met twee woorden spreken. Want er was volop respect voor anderen. Als mijn moeder hoorde dat ik me ergens niet goed gedragen had, kreeg ik straf. Als ik buiten straf had gekregen van iemand (waaronder ook klappen), kreeg ik thuis ook straf. Straf was vaak een klap of zelfs een pakslaag. Ik kreeg niet de vraag gesteld : "Vind je dat normaal?" of "Wat hadden we afgesproken?" en helemaal nooit : "Hoeveel keer heb ik al gezegd, dat ...." Nee, want één keer was genoeg. Mijn moeder zei ook nooit dat zij de baas was en ik naar haar moest luisteren. Dat hoefde ze niet, want dat straalde ze allemaal uit.
Ik leerde op school en van mijn (boeren) vriendjes waar het zuivel en vlees vandaan kwam. En waar brood van gemaakt werd. En hoe hard daarvoor gewerkt moest worden. We leerden de waarde van het geld kennen, want er was weinig van. We gooiden niets op straat. Alleen grote mensen die rookten, gooiden hun peuken op straat.
Als ik buiten gevallen was, kreeg ik een aai van mijn moeder en soms een pleister. Maar meestal kreeg ik wat jodium op de wond. Daarna ging ik dan weer buiten ravotten. Ik leerde fietsen zonder zijwieltjes. Vallen en weer opstaan, was nog gewoon. Tegenwoordig is weer opstaan een groot probleem.
Als ik hoestte of nieste moest ik mijn hand voor mijn mond / neus houden. Dezelfde hand die ik gebruikte om beleefd iemand de hand te schudden of hem of haar iets te geven. "Zo bouw je weerstand op", zei men. Ik weet niet meer waarom ik mijn neus aan mijn mouwen moest afvegen. Ik herinner nog wel dat onderjurken in de stijfsel gedoopt werden. Maar mouwen?
Tegenwoordig worden kinderen heel erg beschermd opgevoed. Ze kunnen nergens meer tegen. Zelfs niet tegen een vermaning of zelfs een veel betekende blik. Dan is het janken geblazen en/of om hun moeder of vader blèren. Ze weten ook erg weinig. Zowel qua algemene kennis als wat fatsoen betreft. Het moreelkompas is in de loop der jaren bij menig ouder ook verloren gegaan. Het draaide ooit om wij. Er is veel veranderd. Ik hoor heel vaak over 'mijn / ons huis'. Vroeger noemde men dat ons thuis. Zo noemen wij dat nog steeds; ons thuis.