Toen ik gisteren naast Sonja op weg was naar Utrecht, bekeek ik in alle rust het dashboard en de verdere inrichting van de kleine Atos. Ik vergeleek die met die van mijn eerste auto, de Fiat 128. Wat een verschil! Er is veel veranderd op het gebied van veiligheid, comfort en vooral luxe. Dat laatste betekent voor mij nog steeds : overbodig. Al die extra toeters en bellen neigen enkel naar afleiding, automatisch gedrag en storingen. Komt bij dat het sleutelen als hobby aan zo'n moderne auto nauwelijks nog mogelijk is.
Wat mij ook aantrok in de Fiat was dat hoekige, koektrommel uiterlijk. Lekker robuust, zoals ik als kind een autootje tekende. Op CuraƧao zag ik als jonge tiener de Fiat 124. Toen vond ik hem al leuk. Een soort pantserwagentje. Ik heb nooit iets gehad met dure, sportieve auto's. Doe mij maar een doe-maar-gewoon-dan-doe-je-gek-genoeg auto. Een Fiat 128 dus. Omwille van de veiligheid plakte ik zelf een verwarming op de achterruit en monteerde ik mistlampen voor en een mooie ronde rode achter.
Er was een tijd waarin ik aan de contouren kon zien wat voor auto het was. Maar tegenwoordig is het vaak eenheidsworst. Met een dashboard en stuur vol knoppen. Een beeld dat me aan een cockpit doet denken. Plus veel accessoires, die volgens mij extra aandacht vragen en dus afleiden.
Weinig mensen gebruiken nog hun spiegels. Ik wel. Nog steeds. Maar tegenwoordig niet om te zien of er soms onderdelen van de auto afvallen en/of er soms een stukje kroket aan een mondhoek is blijven plakken. Het liefst doe ik zelf nog veel als ik autorijd. En een beetje Spartaans interieur hoort daarbij.