Tijdens de therapieën die ik volgde werd een paar keer gesproken over mijn gevoel. Ik deed een keer een oefening, waarbij ik geblinddoekt werd. Vooraf heb ik wat ontspanningsoefeningen moeten doen. Toen ik daar ontspannen in het donker stond, stuurden ze mensen naar mij toe. Die liepen heel langzaam recht op me af. Zodra mijn gevoel onrustig werd, moest ik 'stop!' zeggen. Van de vijf mensen liet ik er drie niet dicht bij me komen. Later bleken die drie mij ook niet zo te liggen. De andere twee wel. De drie mensen kenden in mijn ogen weinig compassie en/of empathie. Zij werkten in de zorg en beschouwden hun cliënten naar mijn idee niet echt als mensen. Ze voerden hun zorgtaken afstandelijk, zakelijk uit. Dat moet wel om jezelf in je beroep te beschermen en te kunnen voldoen aan de strakke planningen.
Na die oefening werd mij gevraagd of ik op grond van deze ervaring me situaties herinnerde uit het verleden. Ik vertelde toen over een aantal situaties, waarin ik ogenschijnlijk op voorhand mensen uit de wegging. Van die gevallen staat me vooral de entree van een ad interim directeur voor ogen. Toen hij mijn kantoorruimte betrad, kreeg ik niet alleen een naar gevoel, maar kreeg ik zelfs koude rillingen. Niet veel later bleek mijn gevoel mij niet bedrogen te hebben. Hij was een zeer naar iemand. Vanwege een naar (voor)gevoel heb ik ook ruimtes gemeden of eerder verlaten dan ik gedacht had. Ze voelden wat de sfeer betrof niet goed aan.
Veel stukjes van de puzzel vielen tijdens die therapiesessies op z'n plek. Ik leerde ook dat mijn neiging tot alleen zijn ook te maken heeft met mijn gevoel. Even alleen zijn vind ik erg prettig. Gewoon met mezelf zijn.